ECLI:NL:RVS:2019:3891
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 februari 2019, waarin de rechtbank een beslissing had genomen in zaak nr. 18/7171. De griffier van de rechtbank heeft het beroep ter behandeling aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doorgezonden.
De staatssecretaris heeft in deze procedure een schriftelijke uiteenzetting gegeven, en de vreemdeling heeft een nader stuk ingediend. De vreemdeling heeft de Afdeling verzocht om de staatssecretaris onder last van een dwangsom op te dragen om een nieuw besluit te nemen. Echter, bij een eerdere uitspraak van 8 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3363, heeft de Afdeling het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierdoor was de staatssecretaris niet meer verplicht om een nieuw besluit te nemen.
Tijdens de zitting heeft de vreemdeling niet kunnen aangeven welk belang zij nog had bij de beoordeling van haar beroep, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dan ook besloten dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 19 november 2019, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.