ECLI:NL:RVS:2019:3889
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 maart 2019, waarin de rechtbank een beslissing had genomen in zaak nr. 18/4176. De vreemdeling verzocht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de staatssecretaris onder last van een dwangsom op te dragen om een nieuw besluit te nemen.
De staatssecretaris heeft in deze procedure een schriftelijke uiteenzetting gegeven en de vreemdeling heeft nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft in overweging genomen dat er op 8 oktober 2019 al een uitspraak is gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank. In die uitspraak, ECLI:NL:RVS:2019:3366, is het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.
Gelet op deze eerdere uitspraak is de Afdeling tot de conclusie gekomen dat de staatssecretaris geen nieuw besluit meer hoeft te nemen. De vreemdeling kon desgevraagd niet aangeven welk belang hij nog had bij de beoordeling van zijn beroep. Daarom heeft de Afdeling besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 november 2019.