ECLI:NL:RVS:2019:3888

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
201907175/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 februari 2019, waarin de rechtbank een beslissing had genomen in zaak nr. 18/7171. De vreemdeling verzocht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de staatssecretaris onder last van een dwangsom op te dragen om een nieuw besluit te nemen.

De staatssecretaris heeft in deze procedure een schriftelijke uiteenzetting gegeven, en de vreemdeling heeft een nader stuk ingediend. Echter, na een eerdere uitspraak van de Afdeling op 8 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3363, waarin het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond werd verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, was de noodzaak voor de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen komen te vervallen. De vreemdeling kon desgevraagd niet aangeven welk belang zij nog had bij de beoordeling van haar beroep, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uiteindelijk beslist dat het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk is. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 19 november 2019.

Uitspraak

201907175/1/V1.
Datum uitspraak: 19 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[de vreemdeling],
appellante,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de staatssecretaris naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 februari 2019 in zaak nr. 18/7171.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de Afdeling verzocht de staatssecretaris onder last van een dwangsom op te dragen om een nieuw besluit te nemen.
2.    Bij uitspraak van 8 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3363, heeft de Afdeling uitspraak gedaan op het hoger beroep van de staatssecretaris tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 februari 2019. Daarbij is het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het door de vreemdeling tegen het besluit van 11 september 2018 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3.    Na de uitspraak van 8 oktober 2019 hoeft de staatssecretaris geen nieuw besluit meer te nemen. Desgevraagd heeft de vreemdeling niet aan kunnen geven welk belang zij nog heeft bij de beoordeling van haar beroep. Het beroep moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2019
574.