ECLI:NL:RVS:2019:3888
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 februari 2019, waarin de rechtbank een beslissing had genomen in zaak nr. 18/7171. De vreemdeling verzocht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de staatssecretaris onder last van een dwangsom op te dragen om een nieuw besluit te nemen.
De staatssecretaris heeft in deze procedure een schriftelijke uiteenzetting gegeven, en de vreemdeling heeft een nader stuk ingediend. Echter, na een eerdere uitspraak van de Afdeling op 8 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3363, waarin het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond werd verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, was de noodzaak voor de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen komen te vervallen. De vreemdeling kon desgevraagd niet aangeven welk belang zij nog had bij de beoordeling van haar beroep, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uiteindelijk beslist dat het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk is. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 19 november 2019.