Uitspraak
Datum uitspraak: 6 november 2019
BESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Raad van State
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een handhavingsverzoek van [appellant] tegen de pluimveehouderij van [vergunninghoudster] in Leveroy. Het college van burgemeester en wethouders van Nederweert had op 6 juni 2016 het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden afgewezen. [Appellant] was van mening dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij niet had betwist dat de ongegrondverklaring van zijn bezwaar betrekking had op onderdelen van het handhavingsverzoek die binnen de reikwijdte van de gedoogbeslissing vallen. Hij stelde dat de uitstroomventilatiekokers van de stallen lager waren dan de in de vergunning aangegeven hoogte van 5,5 meter, waardoor er geen concreet zicht op legalisering zou zijn.
De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechtbank zijn beroepsgrond niet had besproken, maar oordeelde dat dit niet leidde tot vernietiging van de uitspraak. Het college had een inspectierapport overgelegd waaruit bleek dat de uitstroomventilatiekokers wel degelijk 5,5 meter hoog waren. [Appellant] had deze meetresultaten niet gemotiveerd betwist. De Afdeling concludeerde dat het college zich terecht op het standpunt had gesteld dat er sprake was van een concreet zicht op legalisering en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college kon afzien van verdergaand handhavend optreden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.