Uitspraak
Datum uitspraak: 6 november 2019
BESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 26 oktober 2018 het beroep van [appellant] tegen de omgevingsvergunning voor een pluimveehouderij ongegrond verklaarde. De omgevingsvergunning, verleend op 18 mei 2017 aan [vergunninghouder], betreft de verbouwing van een bouwwerk en de wijziging van een inrichting voor het houden van 41.513 vleeskuikens. [appellant], woonachtig nabij de pluimveehouderij, heeft bezwaren geuit over geluidshinder en de beoordeling van de omgevingstype door het college. Hij stelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de geluidseisen te hoog zijn vastgesteld en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar het achtergrondgeluid. Daarnaast betoogt hij dat er maatregelen moeten worden genomen om trillinghinder door wachtende vrachtwagens te voorkomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften ter voorkoming van geluidsoverlast concreet en handhaafbaar zijn. De Afdeling concludeert dat het college zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een landelijke omgeving en dat de geluidmetingen representatief zijn voor de bedrijfsvoering. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.