ECLI:NL:RVS:2019:3681
Raad van State
- Hoger beroep
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris
Op 31 oktober 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 augustus 2018 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 15 oktober 2018 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, terwijl de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, ook incidenteel hoger beroep instelde.
De Raad van State oordeelde dat de hoger beroepen niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden. De hogerberoepschriften bevatten geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moest vergoeden. De kosten werden vastgesteld op € 512,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak werd gedaan door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 31 oktober 2019.