ECLI:NL:RVS:2019:3679
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
Op 31 oktober 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van een aan een vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd en de uitvaardiging van een inreisverbod. De staatssecretaris had op 21 oktober 2016 besloten om de verblijfsvergunning in te trekken, waarop de vreemdeling in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
In de uitspraak van 31 oktober 2019 oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep van de staatssecretaris niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt. De Raad stelde vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.