ECLI:NL:RVS:2019:3665
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 6 september 2019. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 september 2019, waarin het beroep ongegrond werd verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, heeft hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het hoger beroep niet ontvankelijk is. De vreemdeling heeft namelijk niet toegelicht waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem onjuist is, waardoor de Afdeling geen inhoudelijk oordeel kan geven over het hoger beroep. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 29 oktober 2019, waarbij mr. E. Steendijk als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.