ECLI:NL:RVS:2019:365

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
201801427/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van geregistreerde gegevens in de basisregistratie personen en de bewijsvoering omtrent adoptie

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in het beroep van [appellant] tegen het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo. Het geschil betreft de afwijzing van een verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geregistreerde gegevens in de basisregistratie personen (brp). Het college had eerder, op 28 april 2015, het verzoek van [appellant] om zijn persoonsgegevens te wijzigen afgewezen. Dit besluit werd door het college in een later besluit van 16 januari 2018 opnieuw ongegrond verklaard, waarop [appellant] in beroep ging.

De Afdeling heeft de zaak op 20 december 2018 ter zitting behandeld. [appellant] heeft gesteld dat hij in China is geboren en dat hij sinds 2000 in Nederland verblijft. Hij heeft een verblijfsvergunning en is getrouwd met een Nederlandse vrouw. [appellant] heeft verzocht om zijn naam in de brp te wijzigen naar [naam B], met onderbouwing van zijn verzoek door middel van documenten, waaronder een notariële verklaring en een DNA-onderzoek. De Afdeling heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het college nader onderzoek had moeten doen naar de juistheid van de hokou, een document dat twijfel oproept over de geboortedatum van een van de betrokkenen.

In de huidige uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het college aan de opdracht uit de eerdere uitspraak heeft voldaan door een onderzoek te laten uitvoeren naar de echtheid van de hokou en de verklaring van het Wenling Dorpscomité. De Afdeling concludeert dat [appellant] niet heeft aangetoond dat de in de brp geregistreerde gegevens onjuist zijn. Het college was daarom niet gehouden om de gegevens te wijzigen. Het beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201801427/1/A3.
Datum uitspraak: 6 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2015 heeft het college een verzoek van [appellant] om wijziging van zijn in de basisregistratie personen (hierna: de brp) geregistreerde gegevens afgewezen.
Bij besluit van 16 januari 2018 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 28 april 2015 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en dat besluit onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. A. Diels, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door J.L.M. van Broek, mr. P.A.J.S. Lathouwers en A. Been, zijn verschenen.
Overwegingen
Wet- en regelgeving
1.     Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.    [appellant] is geboren in China en verblijft sinds het jaar 2000 in Nederland. Hij is getrouwd met een Nederlandse vrouw en hij beschikt over een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. [appellant] is in de basisregistratie personen op basis van een door hem afgelegde verklaring onder ede geregistreerd als [naam A], geboren op [1984].
2.1.    Op 18 augustus 2014 heeft [appellant] het college verzocht om op grond van artikel 2.58 van de Wet basisregistratie personen (hierna: de Wet brp) zijn in de brp opgenomen persoonsgegevens te wijzigen in [naam B], geboren op [1981]. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft [appellant] een aantal documenten overgelegd, waaronder:
- een dubbel gelegaliseerd ‘notarial certificate, notarial item: household register’ (hokou), gedateerd 20 november 2013, waarin staat: "This is to certify that the former copy confirms tot orginal one of Household Register issued tot [persoon A] (…) on Dec. 15, 1997." Daarin staat vermeld: [persoon A], date of birth [1951], [persoon B], date of birth [1955], [naam B], date of birth [1981] en [persoon C], date of birth [1982].
- een rapport van een DNA-onderzoek van 14 april 2015, verricht door Sanquin, waarin staat dat [appellant] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid (>99,9999%) de zoon is van [persoon B], geboortedatum [1955] en [persoon A], geboortedatum [1951].
2.2.    In de hokou is een gegeven opgenomen dat twijfel oproept. Het betreft de geboortedatum van [persoon C], volgens [appellant] en de hokou de zuster van [appellant], die volgens de hokou vier maanden jonger is dan hij. Dit is niet mogelijk als [persoon C] en [appellant] dezelfde ouders hebben.
[appellant] wijst op de verklaring van het Wenling Dorpscomité van 15 juni 2015 waaruit blijkt dat [persoon C], geboren [1982], is geadopteerd door de ouders van [appellant].
2.3.    In haar uitspraak van 5 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2642 heeft de Afdeling overwogen dat [appellant] gemotiveerd heeft gesteld dat ten tijde van de adoptie de Chinese Adoptiewet nog niet van kracht was en er daarom nog geen adoptieregistratiebureau was. Zij heeft vervolgens geoordeeld dat [appellant] door het overleggen van de verklaring van het Wenling Dorpscomité en het geven van een verklaring over de Chinese Adoptiewet een begin van bewijs van zijn stelling heeft geleverd dat [persoon C] is geadopteerd. Het had daarom volgens de Afdeling op de weg van het college gelegen nader onderzoek te doen naar de juistheid van de hokou en die nader te onderzoeken of te laten onderzoeken.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 5 oktober 2016 ten slotte bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld. Dat beroep is nu aan de orde.
Het hoger beroep
3.    [appellant] betoogt onder andere dat het college in weerwil van de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2016 heeft nagelaten nader onderzoek te doen naar de juistheid van de hokou.
Het oordeel van de Afdeling
3.1.         Ter beoordeling staat de vraag of op grond van de door [appellant] overgelegde hokou en verklaring van het Wenling Dorpscomité kan worden vastgesteld dat [persoon C] is geadopteerd.
Het college heeft aan het nieuwe besluit een onderzoek van het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van 17 november 2016 ten grondslag gelegd. In dit onderzoek staat over de hokou vermeld dat het document mogelijk echt is. Er wordt geen uitspraak gedaan over de inhoudelijke juistheid. Uit dit onderzoek volgt verder dat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid van de verklaring van het Wenling Dorpscomité. Vervolgens heeft het college de minister van Buitenlandse Zaken verzocht een onderzoek te verrichten naar de verklaring van het Wenling Dorpscomité in het land van herkomst. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een reactie van de Nederlandse ambassade in China. Die luidt als volgt: "For adoption done after 1991, there is an official unified adoption certificate issued by the local adoption center as proof of adoption. For adoption done before 1991, there were various sort of adoption certificates/statements/declarations issued by various authorities.
Based on the information provided by the Embassy, it is very difficult to determine if [persoon C] was adopted or not. (since such information is not yet computer connected within China) Suggestion : if the adoption was done after 1991, application should show an official adoption certificate as proof of the adoption status; if the adoption was done before 1991, applicate should show a legalized notarial adoption certificate official proof of the adoption status. By only showing a statement from a local village committee is not sufficient proof of adoption status." Het college heeft deze reactie vervolgens neergelegd bij [appellant]. Gelet op hetgeen hiervoor besproken heeft het college aan de opdracht uit de hiervoor vermelde uitspraak van 5 oktober 2016 voldaan en ligt de bewijslast om aan te tonen dat de in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn opnieuw bij [appellant].
Naar het oordeel van de Afdeling is [appellant] daarin niet geslaagd. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat [appellant], behalve een aantal stukken van Chengxin Peng, verbonden aan de Jiaotong University te Shanghai, waarin wordt gesteld dat vóór 1 april 1992 geen vastgestelde regelgeving over adoptie in China bestond, geen stukken heeft overgelegd die aantonen dat de verklaring van het Wenling Dorpscomité echt dan wel inhoudelijk juist is. Verder heeft hij een contra-expertise naar de authenticiteit van de hokou overgelegd. Dat uit deze contra-expertise volgt dat de hokou echt is, wat daar verder ook van zij, maakt nog niet dat de hokou inhoudelijk juist is. Het voorgaande betekent dat ook nu niet kan worden vastgesteld of [persoon C] is geadopteerd.
Ter zitting heeft [appellant] gesteld dat het voor hem niet mogelijk is een onderzoek te laten doen naar het DNA van zijn zuster, nu zij daar niet aan mee wil werken. Dit argument heeft [appellant] niet eerder naar voren gebracht. Eerder in de procedure heeft hij steeds gesteld dat hem hiervoor de financiële middelen ontbreken. Dit kan niet worden gevolgd omdat hem reeds in een vroeg stadium van de besluitvorming is voorgehouden dat onderzoek naar het DNA van zijn zuster opheldering kon geven en hij nadien wel onderzoek naar het DNA van zijn ouders heeft laten doen.
Gelet op het voorgaande staat niet onomstotelijk vast dat de in de brp geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn en was het college niet gehouden de gegevens te wijzigen.
Het betoogt faalt.
Slotsom
4.    Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2019
280-859. BIJLAGE - Wettelijke kader
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.8
[…]
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
[…]
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
[…]