201901957/1/R1.
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
de Kroon, vertegenwoordigd door de staatssecretaris van Defensie,
verweerder.
Procesverloop
Bij koninklijk besluit van 17 december 2018 is het luchthavenbesluit voor de militaire luchthaven De Kooy (hierna: het luchthavenbesluit) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2019, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [appellant sub 1A], [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 2], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers, advocaat te Den Haag, en ir. H. Jumelet, ir. E. van Leeuwen, ing. A.B.J. Dolderman, mr. drs. M. Vogel-Frishert en mr. A.J. van Heusden, zijn verschenen. Tevens is ter zitting de minister van Infrastructuur en Waterstaat, vertegenwoordigd door A.M. Jansen, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het luchthavenbesluit ziet op luchthaven De Kooy, gelegen aan de Rijksweg 20 te Den Helder. Het betreft een militair luchtvaartterrein waar ook commercieel burgerluchtverkeer en in beperkte mate niet-commercieel burgerluchtverkeer plaatsvindt. Het luchthavenbesluit vervangt het aanwijzingsbesluit van het militaire luchtvaartterrein De Kooy van 31 maart 1961 en het besluit van 5 juni 1992 tot vaststelling van de geluidzone rond de luchthaven.
In het luchthavenbesluit zijn ten aanzien van de militaire luchthaven De Kooy onder meer grenswaarden opgenomen voor de geluidbelasting, openingstijden en beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en de vliegveiligheid.
2. Ingevolge artikel 2 van hoofdstuk 2 van Bijlage II bij de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan tegen het luchthavenbesluit beroep worden ingesteld bij de Afdeling.
3. [appellant sub 1] woont ten zuiden van de luchthaven De Kooy aan de [locatie 1] te [plaats]. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2] te [plaats] en exploiteert ter plaatse een camping en een agrarisch bedrijf. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zijn eigenaar van gronden en opstallen op dit perceel. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen kunnen zich niet met het luchthavenbesluit verenigen, onder meer omdat het luchthavenbesluit hun woon- en leefklimaat onevenredig aantast in de vorm van geluidoverlast, aantasting van de luchtkwaliteit en onveiligheid.
Ontvankelijkheid
4. De staatssecretaris stelt dat [appellant sub 2] en anderen in strijd met artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) een pro forma beroepschrift hebben ingediend en vervolgens in het beroepschrift van 2 april 2019 de beroepsgronden naar voren hebben gebracht. Dit beroep dient daarom volgens de staatssecretaris niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.1. In artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw is bepaald dat afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing is op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Categorie 6.1 van bijlage 1 luidt als volgt:
"ontwikkeling en verwezenlijking van luchthavens waarvoor krachtens de Wet luchtvaart een luchthavenbesluit is vereist dan wel krachtens de Luchtvaartwet een aanwijzingsbesluit is vereist."
Ingevolge artikel 1.6, tweede lid, van de Chw is in afwijking van artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk indien het beroepschrift niet de gronden van het beroep bevat zoals bepaald in artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet.
Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.
4.2. De Afdeling overweegt dat het op de weg van het bestuursorgaan ligt om duidelijkheid te verschaffen omtrent de wijze waarop rechtsmiddelen tegen een onder de reikwijdte van de Chw vallend besluit kunnen worden aangewend. In de rechtsmiddelenverwijzing die in het bestreden besluit is opgenomen is vermeld dat de Chw van toepassing is en dat daarom de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen en na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen worden aangevoerd. In de brief aan [appellant sub 2] en anderen van 22 januari 2019 is in de rechtsmiddelenverwijzing echter niet vermeld dat de Chw van toepassing is en dat daarom de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen, zodat hun, nu in de Chw wordt afgeweken van de Awb, in beginsel niet kan worden tegengeworpen dat zij de gronden van het beroep niet binnen de beroepstermijn hebben aangevoerd. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat de belanghebbende anderszins wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen worden aangevoerd. Die situatie doet zich hier niet voor.
4.3. Eerst bij brief van de Afdeling van 12 maart 2019 is [appellant sub 2] en anderen medegedeeld dat het beroep is gericht tegen een besluit dat onder de Chw valt. [appellant sub 2] en anderen zijn bij voormelde brief van 12 maart 2019 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 2 april 2019 de gronden van het beroep aan te voeren, van welke gelegenheid zij gebruik hebben gemaakt.
Onder deze omstandigheden moet het beroep worden geacht tijdig van gronden te zijn voorzien, zodat het beroep ontvankelijk is.
4.4. Voor zover [appellant sub 2] en anderen betogen dat niet is onderbouwd waarom toepassing is gegeven aan de Chw, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2030, dient bij het militaire luchtvaartterrein De Kooy toepassing te worden gegeven aan Afdeling 2 van de Chw. De staatssecretaris heeft terecht toepassing gegeven aan de Chw omdat de wet hiertoe verplicht. Dat de vaststelling van het luchthavenbesluit meerdere malen is uitgesteld, wat daar verder ook van zij, doet aan deze wettelijke verplichting niet af. Het betoog faalt.
Nadere beroepsgronden
5. In de nadere stukken van 5 augustus 2019, dus na de termijn voor het indienen van de gronden die bij brief van 12 maart 2019 is gegeven, hebben [appellant sub 2] en anderen hun beroep aangevuld. Voor zover deze stukken nieuwe beroepsgronden bevatten, stelt de Afdeling vast dat [appellant sub 2] en anderen deze beroepsgronden niet hebben aangevoerd in hun beroepschrift van 2 april 2019. In zoverre hebben [appellant sub 2] en anderen hun beroep na het verstrijken van de beroepstermijn aangevuld met nieuwe beroepsgronden. In zoverre is gelet op de brief van 12 maart 2019, waarin is medegedeeld dat de Chw van toepassing is en [appellant sub 2] en anderen in de gelegenheid zijn gesteld om uiterlijk tot 2 april 2019 de gronden van hun beroep aan te vullen, het aanvoeren van nieuwe beroepsgronden na 2 april 2019 niet verschoonbaar. Gelet op artikel 1.6a van de Chw dienen deze beroepsgronden buiten beschouwing te worden gelaten.
Commissie Overleg & Voorlichting Milieu
6. [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat het luchthavenbesluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, aangezien de Commissie Overleg & Voorlichting Milieu Maritiem Vliegkamp De Kooy (hierna: de Commissie) niet naar behoren functioneert. Hiertoe voeren zij aan dat de vergaderstukken met betrekking tot het luchthavenbesluit niet op de website van de Commissie staan, zij de notulen van de vergaderingen van de Commissie niet hebben ontvangen en zij geen uitnodiging hebben ontvangen om de vergadering van de Commissie bij te wonen. In dit verband wijzen zij er tevens op dat de Commissie ten onrechte geen gevolg heeft gegeven aan de door [appellant sub 2] en anderen ingediende klachten over geluidhinder. Volgens [appellant sub 2] en anderen dient de Afdeling de secretaris van de Commissie op te roepen als getuige en dienen de notulen van de vergadering van de Commissie bij de behandeling van hun beroep betrokken te worden.
6.1. Artikel 10.25, eerste en tweede lid, van de Wet luchtvaart luidt:
"1. Onze Minister van Defensie stelt voor iedere luchthaven ten behoeve van overleg en voorlichting omtrent milieuaspecten buiten een luchthaven een commissie van overleg en voorlichting milieu in.
2. De commissie bestaat in ieder geval uit:
a. één vertegenwoordiger van elke provincie waarin het beperkingengebied geheel of gedeeltelijk is gelegen;
b. twee vertegenwoordigers van elke gemeente waarin het beperkingengebied geheel of gedeeltelijk is gelegen, waarvan één vertegenwoordiger van elke gemeente een omwonende van de luchthaven is;
c. één of twee vertegenwoordigers van de luchthaven;
d. één of twee vertegenwoordigers van Onze Minister van Defensie."
6.2. De Commissie heeft tot taak om kennis te nemen van de stukken en naar aanleiding daarvan te besluiten om al dan niet advies uit te brengen. In het geval dat de Commissie advies uitbrengt, neemt zij de inbreng van de omgeving mee in haar advies aan de minister.
Blijkens de nota van toelichting bij het luchthavenbesluit is het ontwerpbesluit besproken in de Commissie maar heeft deze in de stukken, waarvan zij heeft kennis genomen, geen aanleiding gezien advies aan de minister uit te brengen. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd, geen grond voor het oordeel dat het luchthavenbesluit niet zorgvuldig is voorbereid. In deze procedure kan niet aan de orde komen of de Commissie naar behoren functioneert.
Het betoog faalt.
Milieueffectrapport
7. [appellant sub 2] en anderen betogen dat ten onrechte is nagelaten om het milieueffectrapport te verduidelijken en aan te vullen, zoals de Commissie voor de milieueffectrapportage (hierna: de Commissie m.e.r.) heeft aanbevolen. In dit verband voeren zij aan dat de Commissie m.e.r. heeft aanbevolen om aan te geven welke isolatiemaatregelen genomen kunnen worden en te kijken naar mogelijke aanpassingen indien de Lden-berekeningen op meer hinder duiden dan de Ke-berekeningen.
7.1. De staatssecretaris heeft toegelicht dat het milieueffectrapport op 22 juni 2017 voor advies is voorgelegd aan de Commissie m.e.r. Vervolgens heeft de Commissie m.e.r. op 19 september 2017 een tussentijds toetsingsadvies uitgebracht, waarin geconcludeerd is dat het milieueffectrapport geen essentiële tekortkomingen bevat. De Commissie m.e.r. heeft wel geconcludeerd dat het milieueffectrapport op een aantal punten kan worden verduidelijkt en aangevuld. In paragraaf 1.4 van de "Reactie op de zienswijzen en het advies van de Commissie voor de m.e.r. ten aanzien van het ontwerp-luchthavenbesluit en het Milieueffectrapport voor de luchthaven De Kooy" (hierna: de Nota van zienswijzen) staat de reactie van het bevoegd gezag op het advies van de Commissie m.e.r.
7.2. De Afdeling stelt vast dat in paragraaf 1.4 van de Nota van zienswijzen de onderdelen van het milieueffectrapport die volgens de Commissie m.e.r. verduidelijkt en aangevuld dienen te worden, door het bevoegd gezag zijn behandeld. Wat betreft de isolatiemaatregelen heeft het bevoegd gezag toegelicht dat woningen binnen de 40 Ke-contour reeds geïsoleerd zijn en het luchthavenbesluit niet tot gevolg heeft dat nieuwe woningen geïsoleerd zouden moeten worden. Ten aanzien van de Lden-berekeningen is vermeld dat eventuele wijzigingen worden doorberekend op hun effecten in Ke en Lden en de Lden resultaten vervolgens in de afweging worden betrokken. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de aanbevelingen van de Commissie m.e.r. onvoldoende zijn betrokken bij de vaststelling van het milieueffectrapport.
Het betoog faalt.
Systematiek van de berekening van de geluidbelasting
8. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat onduidelijk is hoe de Kosteneenheden-contour (hierna: de Ke-contour) en Lden-contour zijn berekend. In dit kader voert [appellant sub 1] aan dat de Ke-contour ten onrechte eenmaal per jaar achteraf wordt berekend, onduidelijk is of de komende jaren de blauwe Ke-contour of de rode Ke-contour uit bijlage 1 bij de brief van 22 januari 2018 gehanteerd dient te worden en onduidelijk is wat het gevolg is als de Ke-contour wordt overschreden. Voorts betoogt [appellant sub 1] dat het Ministerie van Defensie ten onrechte het bevoegd gezag is bij de beoordeling of de 35 Ke-contour wordt overschreden. Ter zitting heeft [appellant sub 1] aangevoerd dat geluidoverlast wordt ervaren, zelfs in het geval dat aan de 35 Ke-contour wordt voldaan.
8.1. De staatssecretaris heeft toegelicht dat de geluidberekeningen op de toekomstige situatie zien en de geluidberekeningen zijn uitgevoerd conform de Regeling berekening geluidsbelasting militaire luchthavens in Kosteneenheden (hierna: Regeling Ke). Voorts heeft de staatssecretaris aangegeven dat handhaving plaatsvindt op de 35 Ke-contour, zoals vastgesteld in bijlage 3 van het luchthavenbesluit. Bij een overschrijding van de 35 Ke-contour zal de minister van Defensie maatregelen voorschrijven om de geluidbelasting te beperken, aldus de staatssecretaris.
8.2. Artikel 10.12, tweede en derde lid, van de Wet luchtvaart luidt:
"2. Bij algemene maatregel van bestuur worden voor bij die maatregel aangewezen luchthavens uniforme grenswaarden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Bij die maatregel kunnen tevens uniforme grenswaarden worden vastgesteld voor het externe-veiligheidsrisico en voor lokale luchtverontreiniging en kunnen regels worden gesteld met betrekking tot geluidbelasting, het externe-veiligheidsrisico, lokale luchtverontreiniging en de maximale hoogte van objecten als bedoeld in artikel 10.17, derde lid. Bij de vaststelling kan onderscheid worden gemaakt naar soorten luchtvaartuigen, aan- en uitvliegroutes, bestemming van gronden en perioden van het etmaal.
3. Bij regeling van Onze Minister van Defensie in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden regels vastgesteld omtrent de wijze van meten, berekenen en registreren van de in het tweede lid bedoelde geluidbelasting en kunnen dergelijke regels worden vastgesteld met betrekking tot het externe-veiligheidsrisico en luchtverontreiniging."
Artikel 2, eerste lid, van het Besluit militaire luchthavens luidt:
"1. Titel 10.3 van de wet is van toepassing op de volgende militaire luchthavens:
a. Deelen, Eindhoven, Gilze-Rijen, De Kooy, Leeuwarden, De Peel, Volkel en Woensdrecht;
b. andere, bij ministeriële regeling aangewezen, luchthavens dan in onderdeel a bedoeld, waarvan meer dan 12 maal per jaar gebruik wordt gemaakt […]"
8.3. Ter uitvoering van artikel 10.12, tweede lid, van de Wet luchtvaart is het Besluit militaire luchthavens (hierna: het BML) vastgesteld. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het BML wordt de geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen, bedoeld in artikel 10.12, tweede lid, van de Wet luchtvaart, vastgesteld in Ke. De berekeningsmethode van de Ke en het gebruik van de norm zijn vastgelegd in het BML. De berekeningsmethode wordt tevens nader uitgewerkt in de krachtens artikel 10.12, derde lid, van de Wet luchtvaart vastgestelde Regeling Ke.
8.4. Het Koninklijk Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum heeft onderzoek verricht naar de geluidbelasting als gevolg van het vliegverkeer op de luchthaven De Kooy. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Geluidbelasting rond militaire luchthaven De Kooy door vliegverkeer" (hierna: het geluidrapport), van december 2017. In het geluidrapport, dat aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, staat dat de geluidbelasting is uitgedrukt in Ke, Lden en Lnight. Voor de kwantitatieve aanduiding van de geluidbelasting voor de militaire vliegbases is de Ke gebruikt. Hiermee wordt de geluidbelasting ten gevolge van startende en landende vliegtuigen gegeven over twaalf maanden, gedurende het gehele etmaal op een punt buitenshuis. Voor het luchtverkeer van de referentiesituatie, de voorgenomen activiteit en de alternatieven zijn berekeningen uitgevoerd van de geluidbelasting in Lden en Lnight. De Lden en Lnight berekeningen zijn tevens gebruikt voor de vergelijking van de voorgenomen activiteit met de alternatieven.
Wat betreft de berekening van de Ke staat in het rapport "Voorschrift voor de berekening van de geluidbelasting in Kosteneenheden (Ke) ten gevolge van het vliegverkeer" (hierna: het rapport Ke-berekening), van september 2004, opgesteld door het toenmalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat, de beschrijving van het voorschrift voor de berekening van de geluidbelasting in Ke.
Ten aanzien van de Lden en lnight-geluidbelasting staat in paragraaf 3.3 van het geluidrapport dat voor het berekenen daarvan voor militaire luchthavens tot op heden geen berekeningsvoorschrift voorhanden is. Om die reden zijn de geluidbelastingen berekend overeenkomstig de rekenmethodiek in het rapport "Voorschrift voor de berekening van de Lden en Lnight geluidbelasting in dB(A) ten gevolge van vliegverkeer van en naar de luchthaven Schiphol, Part 1: Berekeningsvoorschrift", (hierna: het rapport Lden en Lnight-berekening) opgesteld door H.M.M. van der Wal, P. Vogel en F.J.M. Wubben, van juli 2001.
8.5. De Afdeling stelt vast dat de geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen is uitgedrukt in Ke. De geluidbelasting is berekend in Lden en Lnight voor het luchtverkeer van de referentiesituatie, de voorgenomen activiteit en de alternatieven. De Ke berekeningsmethode en de Lden en Lnight berekeningsmethoden zijn in het geluidrapport, het rapport Lden en Lnight-berekening en in het rapport Ke-berekening beschreven. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben de juistheid van de rapporten niet betwist. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de in het geluidrapport, het rapport Lden en Lnight-berekening en in het rapport Ke-berekening gehanteerde berekeningsmethoden onvoldoende duidelijk zijn. Dat [appellant sub 1], zoals hij ter zitting heeft aangevoerd, ook bij het voldoen aan de 35 Ke-contour geluidoverlast ervaart, doet daar niet aan af. [appellant sub 1]s betoog dat de minister van Defensie ten onrechte optreedt als bevoegd gezag bij de beoordeling of de 35 Ke-contour wordt overschreden, kan in deze procedure niet aan de orde komen. Overigens heeft de staatssecretaris toegelicht dat de Militaire Luchtvaart Autoriteit het bevoegd gezag is bij de beoordeling of aan de 35 Ke-contour wordt voldaan. De Militaire Luchtvaart Autoriteit is onderdeel van het Ministerie van Defensie en is onder andere belast met de handhaving van de normen voor geluidbelasting op grond van de Wet luchtvaart.
Het betoog faalt.
Geluid
9. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen kunnen zich niet verenigen met de uitbreiding van de burgerluchtvaart. Hiertoe voeren zij aan dat de vliegtuigbewegingen ter plaatse van de luchthaven De Kooy en Airport Den Helder leiden tot een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat. Ook zullen de vliegtuigbewegingen leiden tot een beperking van de bedrijfsvoering van [appellant sub 2] en anderen vanwege geluidhinder. Voorts betogen [appellant sub 2] en anderen dat gelet op afspraken en toezeggingen rekening gehouden dient te worden met cumulatieve geluidhinder vanwege de uitbreiding van de naastgelegen industrieterreinen, de spoorlijn, het wegverkeerslawaai, de Kooyhaven en de NAM aardgasinstallatie. Tevens is geen rekening gehouden met de geluidbelasting als gevolg van de helikopterbewegingen boven de oefenspots en het "dummy deck", aldus [appellant sub 1].
[appellant sub 1] voert aan dat zijn woning binnen de 33 Ke-contour valt en dat als gevolg van de verplaatsing van de oefenspots naar de zuidoostelijke kant van het militaire perceel de grenswaarde van 60 dB ter plaatse van zijn woning wordt overschreden. Temeer nu niet langer 12 NH90-helikopters worden gestationeerd, maar 20 NH90-helikopters. [appellant sub 1] betwijfelt voorts of de maximaal toelaatbare geluidbelasting ter plaatse van zijn woning wordt gehalveerd. Hij wijst er in dit verband op dat ten onrechte is nagelaten om maatregelen te treffen waarmee de geluidhinder ter plaatse van zijn woning wordt beperkt. Voorts betoogt [appellant sub 1] dat ten onrechte niet is onderbouwd dat een NH90-helikopter minder geluid produceert dan een Westland SH-14D Lynx-helikopter. Daarnaast voert hij aan dat de schade aan zijn ramen als gevolg van vliegtuigbewegingen van de Westland SH-14D Lynx-helikopter dient te worden hersteld.
9.1. Artikel 15 van het Besluit militaire luchthavens luidt:
"Indien op de in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, genoemde luchthavens een vergunning voor burgermedegebruik door tussenkomst van een burgerexploitant is verleend, bedraagt de grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer 35 Kosteneenheden en voor het militaire luchtverkeer 35 Kosteneenheden."
9.2. Artikel 4, lid 4.1.1, van het luchthavenbesluit luidt:
"Voor het militaire luchtverkeer geldt de in artikel 15 van het Besluit militaire luchthavens genoemde grenswaarde van de geluidsbelasting van 35 Kosteneenheden voor militair luchtverkeer, waarvan de geografische ligging is aangewezen op de kaart in bijlage 7 bij dit besluit."
Artikel 4, lid 4.2.2, van het luchthavenbesluit luidt:
"Voor het commercieel burgerluchtverkeer geldt de in artikel 15 van het Besluit militaire luchthavens genoemde grenswaarde van de geluidsbelasting van 35 Kosteneenheden voor commercieel burgerluchtverkeer, waarvan de geografische ligging is aangewezen op de kaart in bijlage 8 bij dit besluit."
9.3. In het luchthavenbesluit is rond de luchthaven De Kooy voor het militaire luchtverkeer en het commercieel burgerluchtverkeer een geluidzone met een grenswaarde van 35 Ke vastgesteld. Uit de op het luchthavenbesluit betrekking hebbende stukken, waaronder kaarten, blijkt dat de woning van [appellant sub 1] nabij de 34 Ke-contour en het perceel van [appellant sub 2] en anderen nabij de 29 Ke-contour ligt. Daaruit volgt dat de minister bij de vaststelling van het luchthavenbesluit voldoende rekening heeft gehouden met de in artikel 15 van het Besluit militaire luchthavens genoemde grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidbelasting voor zowel burgerluchtverkeer als militair luchtverkeer.
In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris, in aanmerking genomen de 35 Ke-contour, niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat er uit een oogpunt van geluidbelasting geen ernstige gevolgen zijn te verwachten ter plaatse van de woningen en percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen. In het geluidrapport is de situatie waarop het luchthavenbesluit betrekking heeft en een aantal alternatieven onderzocht, waarbij de milieueffecten van de alternatieven zijn vergeleken met die van de referentiesituatie. De referentiesituatie betreft de uitgangspunten voor de berekening van de geluidzone van het luchthavengebied De Kooy zoals vastgesteld in het zonebesluit van 1992. Geconcludeerd is dat het luchthavenbesluit in vergelijking met de referentiesituatie minder geluidbelasting tot gevolg heeft. Voorts overweegt de Afdeling dat in het geluidrapport staat dat het luchthavenbesluit ten opzichte van de huidige situatie leidt tot kleinere contouren, minder geluidbelasting ter plaatse van woningen en minder ernstig gehinderden. Daarbij is rekening gehouden met de wijziging van de circuitpatronen voor helikopters, inclusief de vliegtuigbewegingen van en naar het zogenoemde "dummydeck". Bij haar oordeel neemt de Afdeling tevens in ogenschouw dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen de juistheid van de kaart in de bijlage bij de brieven van 22 januari 2019 en de conclusie in het geluidrapport niet inhoudelijk hebben bestreden. Voor zover [appellant sub 1] aanvoert dat zijn woning binnen de 33 Ke-contour valt en de grenswaarde van 60 dB ter plaatse van zijn woning wordt overschreden, heeft de Afdeling hiervoor overwogen dat de woning van [appellant sub 1] nabij de 34 Ke-contour ligt. [appellant sub 1] woning ligt dus buiten de 35 Ke-contour. Het betoog slaagt daarom niet.
9.4. Voor zover [appellant sub 2] en anderen aanvoeren dat gelet op afspraken en toezeggingen rekening gehouden dient te worden met cumulatieve geluidhinder, stelt de Afdeling vast dat in paragraaf 5.3.5 van de nota van toelichting bij het luchthavenbesluit staat dat luchthaven De Kooy deel uitmaakt van het gezoneerde industrieterrein De Kooy. Voorts staat daarin dat in 2017 het zonebeheer is geactualiseerd en de cumulatieve geluidbelasting in de huidige situatie als gevolg van het industrieterrein is bepaald en getoetst aan de zoneringsgrenswaarde. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris cumulatieve geluidhinder niet heeft betrokken bij de vaststelling van het luchthavenbesluit.
Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] dat onduidelijk is of een NH90-helikopter minder geluid produceert dan een Westland SH-14D Lynx-helikopter, heeft de staatssecretaris onbestreden toegelicht dat als gevolg van de vervanging van de Westland SH-14D Lynx-helikopter door NH90-helikopters de oppervlakte van de 35 Ke-contour kleiner is geworden dan die van de referentiesituatie. Voor zover [appellant sub 1] aanvoert dat de schade aan zijn ramen als gevolg van vliegtuigbewegingen van de Westland SH-14D Lynx-helikopter hersteld dient te worden, overweegt de Afdeling dat schadeclaims als gevolg van vluchten van de Westland SH-14D Lynx-helikopters in deze procedure niet ter beoordeling staan.
Het betoog faalt.
Luchtkwaliteit
10. [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat de toename van het aantal vliegtuigbewegingen ter plaatse van hun woningen zal leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
10.1. Artikel 10.17 de Wet luchtvaart luidt:
"[…] 2. Het luchthavenbesluit bevat een grenswaarde voor geluidsbelasting. Het besluit kan tevens bevatten:
[…]
b. een of meer grenswaarden die noodzakelijk zijn met het oog op de lokale luchtverontreiniging.
[…]
4. Het luchthavenbesluit kan tevens voor het luchthavenluchtverkeer bevatten: […]
b. regels die noodzakelijk zijn met het oog op de lokale luchtverontreiniging."
10.2. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing van artikel 10.17, tweede en vierde lid, van de Wet luchtvaart, toegelicht dat het opnemen van een of meer grenswaarden respectievelijk regels in het luchthavenbesluit ten behoeve van de lokale luchtverontreiniging niet verplicht is. Voorts heeft de staatssecretaris toegelicht dat onderzoek is verricht naar de gevolgen van het luchthavenbesluit voor de luchtkwaliteit in de omgeving van de luchthaven De Kooy. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 5.3.3 van de nota van toelichting bij het luchthavenbesluit. Uit de resultaten volgt dat de berekende jaargemiddelde concentraties NO₂, PM10 en PM2,5 in het jaar 2025 onder de grenswaarden als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer blijven.
10.3. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris zich niet op het luchtkwaliteitonderzoek heeft mogen baseren. In aanmerking genomen dat [appellant sub 2] en anderen de conclusies van het luchtkwaliteitonderzoek niet hebben bestreden, volgt de Afdeling de conclusie van het luchtkwaliteitonderzoek dat de relevante grenswaarden niet worden overschreden. Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er wat betreft het aspect luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het luchthavenbesluit.
Het betoog faalt.
Veiligheid
11. [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat ter plaatse van hun perceel het veiligheidsrisico zal toenemen vanwege het aantal vliegtuigbewegingen.
11.1. Artikel 10.17 van de Wet luchtvaart luidt:
"1. Als beperkingengebied wordt het gebied vastgesteld waar met het oog op de geluidsbelasting en de veiligheid in verband met de nabijheid van de luchthaven beperkingen noodzakelijk zijn ten aanzien van de bestemming of het gebruik van de grond. Het beperkingengebied omvat de gebieden die behoren bij de in het tweede lid bedoelde grenswaarden voor geluidbelasting en het externe-veiligheidsrisico, alsmede bij de in het derde lid, onderdeel b, bedoelde regels.
[…]
2. Het luchthavenbesluit bevat een grenswaarde voor geluidsbelasting. Het besluit kan tevens bevatten:
a. een grenswaarde voor het externe-veiligheidsrisico;
[…]
3. Het luchthavenbesluit bevat voor het beperkingengebied in ieder geval regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bestemming en het gebruik van de grond voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op: […]
b. de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer."
11.2. De Afdeling stelt vast dat in paragraaf 5.3.2 van de nota van toelichting bij het luchthavenbesluit staat dat het externe veiligheidsrisico rondom de luchthaven als gevolg van startend en landend luchtverkeer is onderzocht. De plaatsgebonden risicocontouren zijn berekend voor de waarden 5x10-5, 10-5, 10-6 en 10-7 plaatsgebonden risicocontouren. Daarnaast is het Totaal Risico Gewicht berekend. Geconcludeerd is dat het plaatsgebonden risico en het Totaal Risico Gewicht kleiner zijn dan in de referentiesituatie, nu als gevolg van de aanpassing van de vliegroutes minder over bewoond gebied wordt gevlogen. [appellant sub 2] en anderen hebben dit niet gemotiveerd bestreden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gebruik van het luchthavengebied niet leidt tot onaanvaardbare externe veiligheidsrisico’s ter plaatse van de percelen van [appellant sub 2] en anderen. De Afdeling ziet in het summiere betoog van [appellant sub 2] en anderen op dit punt dan ook geen grond voor het oordeel dat het aspect externe veiligheid in de weg staat aan de vaststelling van het luchthavenbesluit.
Het betoog faalt.
Luchtvaartnota 2020-2050
12. [appellant sub 2] en anderen betogen dat het luchthavenbesluit niet genomen had mogen worden voordat de "Luchtvaartnota 2020-2050" is vastgesteld, aangezien het kabinet daarin de richting aangeeft voor de ontwikkeling van de luchtvaart in Nederland.
12.1. De staatssecretaris heeft aangegeven dat het luchthavenbesluit is vastgesteld in overeenstemming met het bestaande beleid. In dit verband heeft de staatssecretaris er ook op gewezen dat voor alle relevante milieuaspecten een toetsing heeft plaatsgevonden en het luchthavenbesluit voldoet aan de wettelijke kaders voor onder meer geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
12.2. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het luchthavenbesluit niet genomen had mogen worden voordat de "Luchtvaartnota 2020-2050" is vastgesteld. Hierbij betrekt de Afdeling dat niet is gebleken dat het luchthavenbesluit in strijd is met het bestaande beleid.
Het betoog faalt.
Zienswijze herhaald en ingelast
13. Voor zover [appellant sub 2] en anderen verzoeken de inhoud van hun zienswijze als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de Nota van zienswijzen behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] en anderen hebben in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog faalt.
Conclusie
14. De beroepen zijn ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzitter, mr. J. Kramer en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Michiels w.g. Zwemstra
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2019
91-889.