ECLI:NL:RVS:2019:3615
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 11 juni 2019 het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank had op 6 augustus 2019 het verzet van de vreemdeling tegen deze uitspraak ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 28 oktober 2019 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat tegen de uitspraak van 6 augustus 2019 geen hoger beroep kan worden ingesteld, omdat het verbod op hoger beroep alleen kan worden doorbroken in gevallen waar geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat er in dit geval geen reden is om het hoger beroep in behandeling te nemen, en verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
De beslissing houdt in dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2019.