ECLI:NL:RVS:2019:3615

Raad van State

Datum uitspraak
28 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
201906631/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 11 juni 2019 het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank had op 6 augustus 2019 het verzet van de vreemdeling tegen deze uitspraak ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 28 oktober 2019 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat tegen de uitspraak van 6 augustus 2019 geen hoger beroep kan worden ingesteld, omdat het verbod op hoger beroep alleen kan worden doorbroken in gevallen waar geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat er in dit geval geen reden is om het hoger beroep in behandeling te nemen, en verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

De beslissing houdt in dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2019.

Uitspraak

201906631/1/V2.
Datum uitspraak: 28 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 6 augustus 2019 in zaak nr. NL19.6696 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij uitspraak van 11 juni 2019 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling verzet gedaan.
Bij uitspraak van 6 augustus 2019 heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De rechtbank heeft uitspraak gedaan op het verzet van de vreemdeling (artikel 8:55, zevende lid, van de Awb). Tegen zo'n uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 8:104, tweede lid, van de Awb).
2.    Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.    De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Bosma
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2019
572-596.