ECLI:NL:RVS:2019:3613
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing aanvraag opheffing inreisverbod
Op 12 juni 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om opheffing van een inreisverbod afgewezen en de duur van het inreisverbod verkort naar twee jaar. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 27 februari 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist door artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2019.