ECLI:NL:RVS:2019:3606
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld bij besluit van 9 februari 2019. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 27 februari 2019, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling werd vertegenwoordigd door mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en het onderzoek gesloten na het indienen van een nader stuk door de rechtbank.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvragen behandeld die door de vreemdeling zijn opgeworpen, waaronder de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank en de openbaarmaking van die uitspraak. De Afdeling concludeert dat de klachten van de vreemdeling terecht zijn voorgedragen, maar dat deze niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat de verdere argumenten van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak leiden, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
Uiteindelijk is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2019.