ECLI:NL:RVS:2019:3557
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
Op 1 augustus 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 26 september 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.W.F. Menick, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Raad van State heeft op 23 oktober 2019 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 3 oktober 2019 eindigde, maar dat het hogerberoepschrift pas na deze datum bij de Raad van State is binnengekomen. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen.
Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 oktober 2019.