ECLI:NL:RVS:2019:3551

Raad van State

Datum uitspraak
21 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
201907324/1/V2 en 201907324/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke overleveringszaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling was op 26 augustus 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geïnformeerd dat hij aan Duitsland zou worden overgedragen. Hiertegen heeft de vreemdeling op 19 september 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, maar dit beroep werd ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 26 september 2019 eindigde, maar dat het hogerberoepschrift pas na deze datum bij de Raad van State is ontvangen. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch ontvankelijk te verklaren. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 oktober 2019.

Uitspraak

201907324/1/V2 en 201907324/2/V2.
Datum uitspraak: 21 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 september 2019 in zaak nr. NL19.20053 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2019 heeft de staatssecretaris de vreemdeling medegedeeld dat hij aan Duitsland zal worden overgedragen.
Bij uitspraak van 19 september 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 26 september 2019. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Sevenster    w.g. Bossmann
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2019
314.