ECLI:NL:RVS:2019:3547

Raad van State

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
201907266/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 22 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 15 augustus 2019. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 23 september 2019 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen.

Tegen deze uitspraak hebben zowel de staatssecretaris als de vreemdeling hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet verplicht zou zijn om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft.

Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening te treffen, waarbij de staatssecretaris niet verplicht is om een nieuw besluit te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter, mr. A.W.M. Bijloos, heeft deze beslissing in tegenwoordigheid van griffier mr. J.W. Prins vastgesteld en uitgesproken in het openbaar op dezelfde datum.

Uitspraak

201907266/2/V2.
Datum uitspraak: 22 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende de hoger beroepen van onder meer:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 23 september 2019 in zaak nr. NL19.19572 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 15 augustus 2019 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 23 september 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen twaalf weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak hebben de staatssecretaris en de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Prins
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2019
393.