ECLI:NL:RVS:2019:3545
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en rechtsvragen over digitale ondertekening en openbaarmaking
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld bij besluit van 19 februari 2019. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, heeft op 5 maart 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.B. Kleerekooper, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en het onderzoek gesloten na het indienen van een nader stuk door de rechtbank.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvragen behandeld die door de vreemdeling zijn opgeworpen, waaronder de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank en de openbaarmaking van deze uitspraak. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin deze vragen zijn beantwoord. De klachten van de vreemdeling zijn terecht voorgedragen, maar leiden niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat de rechter en griffier de uitspraak correct hebben ondertekend en dat de tekst van de uitspraak overeenkomt met die in het digitaal dossier.
Uiteindelijk oordeelt de Afdeling dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt zij de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.