ECLI:NL:RVS:2019:3533

Raad van State

Datum uitspraak
21 oktober 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2019
Zaaknummer
201905679/5/V1 en 201905679/6/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking in bestuursrechtelijke zaken met betrekking tot de Vreemdelingenwet

Op 21 oktober 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op de verzoeken van [verzoeker] om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met de behandeling van hoger beroepen door de Afdeling. De verzoeken om wraking zijn ingediend naar aanleiding van de betrokkenheid van de voorzitter van de Vreemdelingenkamer bij de totstandkoming van artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. [Verzoeker] betoogde dat deze betrokkenheid de onpartijdigheid van de staatsraden in de Afdeling in gevaar zou brengen, en verzocht om zijn wrakingsverzoeken door te verwijzen naar een andere bestuursrechtsprekende instantie, zoals de Belastingkamer van de Hoge Raad.

De Afdeling heeft overwogen dat de verzoeken om wraking niet in behandeling kunnen worden genomen, omdat deze betrekking hebben op het college als zodanig, zoals bepaald in artikel 3, lid 2, aanhef en onder c, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013. Daarnaast heeft de Afdeling geoordeeld dat [verzoeker] misbruik maakt van zijn bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen, en dat toekomstige verzoeken met dezelfde strekking niet in behandeling zullen worden genomen. De beslissing om de verzoeken buiten behandeling te laten is vastgesteld door de voorzitter en de leden van de Afdeling, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201905679/5/V1 en 201905679/6/V1.
Datum beslissing: 21 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op de verzoeken van:
[verzoeker],
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 26 september 2019 en 7 oktober 2019, heeft [verzoeker] verzocht om toepassing van artikel 8:15 van de Awb bij de zaken met nrs. 201905679/3/V1 en 201905679/4/V1.
Overwegingen
1.    Artikel 8:15 van de Awb luidt: 'Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.'
Artikel 3, lid 2, aanhef en onder c, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 (hierna: Wrakingsregeling) luidt: 'De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek betrekking heeft op het college als zodanig.'
2.    Aan de verzoeken om wraking heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat hij het niet eens is met toepassing van artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bij de behandeling van hoger beroepen door de Afdeling. Hij stelt dat de voorzitter van de Vreemdelingenkamer betrokken was bij de totstandkoming van deze bepaling en dat reeds om die reden de staatsraden van de Afdeling niet onpartijdig kunnen oordelen over toepassing daarvan. Zij zijn immers partij daarin. De leden van de wrakingskamer kunnen naar zijn mening ook niet onpartijdig oordelen over zijn wrakingsverzoeken, omdat de wrakingskamer ook wordt gevormd door staatsraden van de Afdeling. Hij wil dat de Afdeling zijn wrakingsverzoeken daarom doorzendt naar een andere bestuursrechtsprekende instantie zoals de Belastingkamer van de Hoge Raad.
3.    Het door [verzoeker] gedane verzoek om verwijzing van zijn wrakingsverzoeken naar de Hoge Raad wordt afgewezen, alleen al omdat de wet niet voorziet in een dergelijke verwijzingsmogelijkheid.
4.    De grondslag van de verzoeken om wraking betreft het gebrek aan vertrouwen in een onpartijdige behandeling van zaken en wrakingsverzoeken door de Afdeling. Daarmee zijn de verzoeken gericht tegen alle leden van de Afdeling. Gelet op artikel 3, lid 2, aanhef en onder c, van de Wrakingsregeling worden de wrakingsverzoeken daarom niet in behandeling genomen.
5.    De Afdeling is voorts van oordeel dat [verzoeker] met zijn wrakingsverzoeken de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen misbruikt. De Afdeling bepaalt daarom dat een volgend verzoek om wraking met dezelfde strekking wegens misbruik niet in behandeling zal worden genomen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat de verzoeken buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Heinen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Heinen
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2019
632.