ECLI:NL:RVS:2019:3526
Raad van State
- Verschoning
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- C.J. Borman
- E. Helder
- J.J. van Eck
- N.D.T. Pieters
- Rechtspraak.nl
Verzoek om verschoning van staatsraad in bestuursrechtelijke zaak
In de zaak met nummer 201808609/1/A2, die op 22 oktober 2019 ter zitting zou worden behandeld, heeft staatsraad A.J.C. de Moor-van Vugt op 17 oktober 2019 een verzoek ingediend om zich te mogen verschonen. Dit verzoek werd gedaan in het kader van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt voor rechters om zich te verschonen op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid zouden kunnen schaden. De staatsraad gaf aan dat een van de partijen in de zaak hoogleraar is aan de Universiteit van Amsterdam, waar zij zelf ook een nul-aanstelling heeft als hoogleraar bestuursrecht. Om elke schijn van vooringenomenheid te vermijden, verzocht zij om verschoning.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de motivering van de staatsraad gerechtvaardigd was. Gezien de omstandigheden en de mogelijke schijn van partijdigheid, werd het verzoek om verschoning toegewezen. De beslissing werd genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak, onder leiding van voorzitter C.J. Borman en de leden E. Helder en J.J. van Eck, met N.D.T. Pieters als griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 17 oktober 2019.