ECLI:NL:RVS:2019:3473

Raad van State

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
201900863/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van Campus Service- & Adviesbureau B.V. tegen de staatssecretaris van Financiën inzake Wob-verzoek en geheimhoudingsplicht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Campus Service- & Adviesbureau B.V. (hierna: Campus) tegen de staatssecretaris van Financiën. Campus had op 16 maart 2015 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om toegang tot bepaalde documenten van de Belastingdienst. De staatssecretaris heeft dit verzoek op 12 mei 2015 afgewezen, met de argumentatie dat de gevraagde documenten niet bestaan of onder de geheimhoudingsplicht vallen. Campus heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 25 juli 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank Limburg heeft op 21 december 2018 de afwijzing van de staatssecretaris bevestigd, waarna Campus hoger beroep heeft ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 12 augustus 2019 behandeld. Campus betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de documenten niet bestaan en dat de geheimhoudingsplicht van artikel 67, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) van toepassing was. De staatssecretaris heeft in zijn verweer gesteld dat de documenten niet onder hem berusten en dat de geheimhoudingsplicht prevaleert boven de Wob. De Afdeling heeft overwogen dat de stelling van de staatssecretaris niet ongeloofwaardig is en dat Campus niet aannemelijk heeft gemaakt dat de documenten wel bestaan.

De Afdeling heeft uiteindelijk geoordeeld dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank heeft bevestigd. De Afdeling concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geweigerd de gevraagde documenten openbaar te maken, omdat deze onder de geheimhoudingsplicht vallen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201900863/1/A3.
Datum uitspraak: 16 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Campus Service- & Adviesbureau B.V. (hierna: Campus), gevestigd te Maastricht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 december 2018 in zaak nr. 17/2942 in het geding tussen:
Campus
en
de staatssecretaris van Financiën.
Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2015 heeft de staatssecretaris besloten op een verzoek van Campus op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
Bij besluit van 25 juli 2017 heeft de staatssecretaris het door Campus daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2018 heeft de rechtbank het door Campus  daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Campus hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2019, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door E.M. Honkoop LLM en mr. W.J.G. van Duijn, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Op 16 maart 2015 heeft Campus met een beroep op de Wob een verzoek bij de staatssecretaris ingediend om verstrekking van algemene documenten waarin bepaalde interne regels, richtlijnen en beleidsstukken van de Belastingdienst zijn neergelegd en van specifieke documenten in bepaalde zaken van de Belastingdienst.
Bij het besluit van 12 mei 2015 heeft de staatssecretaris het Wob-verzoek afgewezen. Daaraan heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat de algemene documenten die onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 van het Wob-verzoek zijn verzocht, niet bestaan en dat sommige van die documenten reeds openbaar zijn. De specifieke documenten die onder 1, 2 en 3 zijn verzocht bestaan evenmin. Verder vallen de specifieke stukken die onder 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 zijn verzocht onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr), aldus de staatssecretaris. Bij het besluit van 25 juli 2017 heeft de staatssecretaris het besluit van 12 mei 2015 gehandhaafd.
Aangevallen uitspraak
2.    De rechtbank heeft overwogen dat, voor zover de staatssecretaris stelt dat sommige documenten niet bestaan, die stelling niet ongeloofwaardig is en dat Campus het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. Verder heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat sommige documenten betrekking hebben op de zaken van [persoon] en dat die documenten daarom onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67, eerste lid, van de Awr vallen. Omdat de Awr prevaleert boven de Wob heeft de staatssecretaris het Wob-verzoek in zoverre terecht afgewezen, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
3.    Campus betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de algemene en specifieke documenten die onder 1, 2 en 3 en de algemene documenten die onder 4, 6 en 7 van het Wob-verzoek zijn verzocht, bestaan. Uit de aanvullende toelichting van de staatssecretaris in het besluit van 25 juli 2017 en de werkwijze die de Belastingdienst heeft gevolgd in een zaak van [persoon] tegen de Belastingdienst over een Verklaring arbeidsrelatie, valt af te leiden dat die documenten onder de staatssecretaris moeten berusten, aldus Campus.
3.1.    Onder 1 en 2 van het Wob-verzoek verzoekt Campus om algemene en specifieke documenten die betrekking hebben op de bevoegdheid van een belastingambtenaar om de behandeling van een dossier over te nemen van een collega belastingambtenaar. De staatssecretaris stelt dat die documenten niet bestaan. Over de onder 1 verzochte algemene documenten heeft de staatssecretaris in het besluit van 25 juli 2017 aanvullend toegelicht dat de verdeling van zaken over de medewerkers, die gemandateerd zijn als inspecteur, op basis van het opleidings- en/of het functieniveau geschiedt. Over de onder 2 verzochte algemene documenten heeft de staatssecretaris toegelicht dat de Belastingdienst het streven heeft om de gegevens van sommige belastingplichtigen of groepen belastingplichtigen af te schermen, zodat niet alle als inspecteur gemandateerde ambtenaren die gegevens kunnen raadplegen.
Onder 3 van het Wob-verzoek verzoekt Campus om algemene documenten die betrekking hebben op de bevoegdheid om te beslissen welke personen in bezwaar mogen horen. Campus stelt dat de documenten bestaan, omdat die beslissingen naar eigen zeggen van de staatssecretaris ad hoc en op basis van opleidings- of functieniveau worden genomen. De staatssecretaris stelt daarentegen dat die algemene documenten niet bestaan. Bij het horen wordt de Awb in acht genomen en het Besluit fiscaal bestuursrecht, aldus de staatssecretaris. Onder 3 verzoekt Campus ook om specifieke documenten die betrekking hebben op de vraag wie besloten heeft welke personen [persoon] in de bezwaarprocedure horen. Campus stelt dat het horen in strijd met artikel 7:5, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft plaatsgevonden en dat derhalve daarover documenten aanwezig moeten zijn. De staatssecretaris stelt dat die specifieke documenten niet bestaan.
Onder 4 verzoekt Campus om algemene documenten die betrekking hebben op de bevoegdheid om hoger beroep in te stellen tegen een uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris stelt dat die documenten niet bestaan. Bij het instellen van hoger beroep wordt hoofdstuk 3 van het Besluit Beroep in Belastingzaken in acht genomen. Wat betreft het mandaat van ambtenaren om hoger beroep in te stellen wordt afdeling 10.1.1 van de Awb en de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 in acht genomen. Verder wordt op afspraak inzage verleend in mandaten van ambtenaren, aldus de staatssecretaris.
Onder 6 verzoekt Campus om algemene documenten die betrekking hebben op de bevoegdheid om gegevens met de Belgische autoriteiten uit te wisselen. Omdat een [medewerker] van de Belastingdienst op eigen initiatief en zonder enige aanleiding de Belgische belastingautoriteiten heeft verzocht een bedrijfsonderzoek naar [persoon] te doen, moeten hierover algemene documenten bestaan, aldus Campus. De staatssecretaris stelt dat deze algemene documenten niet bestaan. Bij het uitwisselen van gegevens met buitenlandse autoriteiten worden de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de op deze wet gebaseerde regelingen in acht genomen, aldus de staatssecretaris.
Onder 7 verzoekt Campus om algemene documenten die betrekking hebben op de bevoegdheid om een onderzoek te doen bij een belastingplichtige. Campus stelt dat die documenten er moeten zijn, omdat het gebruik van die bevoegdheid ingrijpend is voor de privacy. De staatssecretaris stelt dat deze algemene documenten niet bestaan. De bevoegdheid om een dergelijk onderzoek te doen is geregeld in hoofdstuk VIII van de Awr, aldus de staatssecretaris.
3.2.    Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
De stelling van de staatssecretaris dat de algemene en specifieke documenten die onder 1, 2 en 3 en de algemene documenten die onder 4, 6 en 7 van het Wob-verzoek zijn verzocht niet bestaan, komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. Campus heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Campus heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die concrete aanknopingspunten bieden voor het bestaan van die documenten.
Het betoog faalt.
4.    Ook betoogt Campus dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de specifieke documenten die onder 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 van het Wob-verzoek zijn verzocht onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67, eerste lid, van de Awr vallen. Daartoe voert Campus aan dat die documenten betrekking hebben op de uitvoering van beleid of het functioneren van de Belastingdienst en niet op de zaken van een individuele belastingplichtige.
4.1.    Artikel 67, eerste lid, van de Awr luidt: "Het is een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of voor de invordering van enige rijksbelasting als bedoeld in de Invorderingswet 1990 (geheimhoudingsplicht)."
4.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 23 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1625) en 14 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM1041)), is artikel 67, eerste lid, van de Awr een bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter die prevaleert boven de Wob.
De staatssecretaris heeft het Wob-verzoek terecht getoetst aan artikel 67, eerste lid, van de Awr. Onder 4 en 5 van het Wob-verzoek verzoekt Campus om specifieke documenten over het al dan niet instellen van hoger beroep en cassatie door de Belastingdienst in een rechtszaak tussen [persoon] en de Belastingdienst. Onder 6 verzoekt Campus om specifieke documenten waarin de Belastingdienst de Belgische belastingautoriteiten verzoekt een bedrijfsonderzoek naar [persoon] te doen. Onder 7 verzoekt Campus om specifieke documenten over het bedrijfsonderzoek door de Belgische autoriteiten van 11 maart 2011 en over de onderzoeken van na die datum. Onder 8 verzoekt Campus om specifieke documenten over de aanvragen van [persoon] om een Verklaring arbeidsrelatie voor 2010 en 2011. Verder verzoekt Campus onder 9 en 10 van het Wob-verzoek om onderliggende documenten over de behandeling door de Nationale Ombudsman van een klacht van [persoon]. De Afdeling overweegt dat het hier gaat om informatie in de vorenstaande documenten die de Belastingdienst bij de uitvoering van de belastingwet bekend is geworden. Die documenten hebben betrekking op de zaken van een ander, te weten [persoon]. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de specifieke documenten die onder 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 van het Wob-verzoek zijn verzocht onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67, eerste lid, van de Awr vallen. Het Wob-verzoek is daarom ook voor zover het deze specifieke documenten betreft terecht afgewezen.
Het betoog faalt.
Slotsom
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
w.g. Borman    w.g. Man
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2019
629.