ECLI:NL:RVS:2019:3450
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling, een Jezidi met de Iraakse nationaliteit, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, die op 26 maart 2019 zijn beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 7 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen nieuwe elementen had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, heeft hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep werd betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de vreemdeling geen nieuwe relevante informatie had overgelegd. De vreemdeling stelde dat de situatie voor Jezidi's in Irak onveilig is en dat dit niet voldoende was meegewogen door de staatssecretaris.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de rechtbank niet juist had geoordeeld over de relevantie van de nieuwe elementen die de vreemdeling had aangedragen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van de staatssecretaris werd ook vernietigd. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.024,00 werden vastgesteld.