ECLI:NL:RVS:2019:3448

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
201808952/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit gemeenteraad Assen inzake bestemmingsplan Snippergroen/Grondgebruik 2017

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Assen, dat op 20 september 2018 het bestemmingsplan "Snippergroen/Grondgebruik 2017" heeft vastgesteld. De mondelinge uitspraak vond plaats op 11 oktober 2019. De appellant, wonend te Assen, heeft zienswijzen ingediend tegen het ontwerpplan, specifiek gericht op een perceel snippergroen dat ten zuidwesten van zijn woning ligt. De raad heeft deze zienswijzen echter niet in de belangenafweging betrokken, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het besluit van de raad niet zorgvuldig is voorbereid en dat het belang van de appellant onvoldoende is meegewogen.

De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen twaalf weken na de uitspraak het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. Dit houdt in dat de raad de zienswijzen van de appellant opnieuw moet overwegen en moet motiveren waarom het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft benadrukt dat het niet aannemelijk is dat de appellant door het gebrek niet is benadeeld, en dat de belangenafweging mogelijk had geleid tot een andere planregeling. De einduitspraak zal later beslissen over de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

201808952/1/R3.
Datum uitspraak: 11 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)), onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Awb in het geding tussen:
[appellant] en andere, beiden wonend te Assen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Assen,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 11 oktober 2019 om 11:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder    voorzitter
griffier: mr. P. Plambeck
Verschenen:
[gemachtigde], namens [appellant];
de raad van de gemeente Assen, vertegenwoordigd door A. Aminzaie-Haidari en W. Staal.
Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van de gemeente Assen van 20 september 2018, waarbij het bestemmingsplan "Snippergroen/Grondgebruik 2017" is vastgesteld.
De Afdeling
Draagt de raad van de gemeente Assen op om binnen twaalf weken na openbaarmaking van deze uitspraak:
1.    met inachtneming van wat hierna wordt overwogen het geconstateerde gebrek in het besluit van de raad van de gemeente Assen van 20 september 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Snippergroen/Grondgebruik 2017" voor zover het betreft het planonderdeel dat in paragraaf 2.1 van de plantoelichting wordt aangeduid met nummer 61 en "De Vallei 28", en waaraan de bestemmingen "Wonen - Onbebouwd" en "Waarde - Archeologische verwachting1" zijn toegekend, te herstellen en
2.    de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en het gewijzigde besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Daartoe overweegt zij het volgende.
1.    Het plan voorziet in een juridisch planologische regeling voor in totaal 73 percelen snippergroen die zijn verspreid over het grondgebied van de gemeente Assen. [appellant] woont op het perceel [locatie]. [appellant] heeft tijdig zienswijzen naar voren gebracht tegen het planonderdeel van het ontwerpplan dat betrekking heeft op het perceel snippergroen dat is gelegen ten zuidwesten van zijn perceel. Aan deze gronden, die in paragraaf 2.1 van de plantoelichting worden aangeduid met nummer 61 en "De Vallei 28", zijn de bestemmingen "Wonen - Onbebouwd" en "Waarde - Archeologische verwachting1" toegekend (hierna: het planonderdeel).
2.    Vast staat dat de raad bij de vaststelling van het bestreden besluit de zienswijzen van [appellant] tegen het ontwerpplan niet heeft meegenomen en daarmee het belang van [appellant] niet heeft betrokken in de belangenafweging.
3.    De raad heeft het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op de vaststelling van het planonderdeel, in strijd met de ingevolge artikel 3:2 van de Awb te betrachten zorgvuldigheid voorbereid.
4.    Voor zover in het verweerschrift is verzocht om het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 Awb, overweegt de Afdeling dat niet aannemelijk is dat [appellant] door het gebrek niet is benadeeld. Het feit dat in het verweerschrift alsnog een reactie op de zienswijzen van [appellant] is gegeven maakt dit in dit geval niet anders. Hiertoe overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat de raad in het licht van de door [appellant] tegen het ontwerpplan ingediende zienswijzen het belang van [appellant] voldoende heeft meegewogen bij de vaststelling van het plan (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3042). De Afdeling wijst in dit verband in het bijzonder op het in de zienswijzen geciteerde oordeel van de gemeentelijke ombudscommissie over de verkoop van het betreffende perceel en op het uitdrukkelijke verzoek de negatieve gevolgen daarvan voor [appellant], wat de toegestane bebouwingsmogelijkheden op dit perceel betreft, zoveel mogelijk te beperken.
5.    Op voorhand kan niet uitgesloten worden geacht dat deze belangenafweging de raad aanleiding had gegeven tot het vaststellen van een andere planregeling voor het planonderdeel. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 Awb te passeren.
Opdracht aan de raad
6.    De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen een termijn van twaalf weken te herstellen. De raad dient daartoe alsnog aan de hand van de door [appellant] tegen het ontwerpplan ingediende zienswijzen het belang van [appellant] te betrekken in de belangenafweging en toereikend te motiveren waarom het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, dan wel het bestreden besluit te wijzigen.
7.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
w.g. Daalder    w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
159-933.