ECLI:NL:RVS:2019:3358
Raad van State
- J.J. van Eck
- P. Klein
- Rechtspraak.nl
Beperking van kennisneming van stukken in hoger beroep inzake nationale veiligheid
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2019, betreffende zaak nr. 18/6277. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in het kader van dit hoger beroep een verzoek ingediend om de kennisneming van bepaalde stukken te beperken, op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze stukken zijn gerelateerd aan een veiligheidsonderzoek dat door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) naar [appellant] is uitgevoerd.
De minister heeft aangevoerd dat kennisneming van deze stukken door de wederpartij de lopende en toekomstige onderzoeken zou bemoeilijken en daardoor schade zou toebrengen aan de nationale veiligheid. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de overgelegde stukken beoordeeld en vastgesteld dat deze verwijzingen bevatten naar bronnen van informatie, waarvan bescherming noodzakelijk is voor zowel de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen als voor de goede taakvervulling van de AIVD.
De Afdeling heeft een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de wederpartij om kennis te nemen van relevante informatie en het belang van de nationale veiligheid. Gezien de omstandigheden heeft de Afdeling geoordeeld dat de belangen van de nationale veiligheid in dit geval zwaarder wegen dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van de stukken. De Afdeling heeft daarom het verzoek van de minister tot beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht en het verzoek toegewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.