ECLI:NL:RVS:2019:3319

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
201809270/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Noord-Nederland over verzoek tot schadevergoeding

Op 16 januari 2017 heeft de appellant de rechtbank verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland te veroordelen tot vergoeding van schade die hij stelt te hebben geleden. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 13 november 2018 in zaak nr. 17/447 zich onbevoegd verklaard om van het verzoek van de appellant kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht aan de procedure. Tegen deze uitspraak heeft de appellant hoger beroep ingesteld. Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en de appellant heeft nadere stukken ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2019, waar de appellant is verschenen.

In de overwegingen van de Raad van State is vastgesteld dat de appellant bij zijn verzoek aan de rechtbank geen schadeoorzaak heeft aangewezen die valt binnen het bereik van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De toelichting die de appellant ter zitting heeft gegeven, bevestigt dit. Daarom heeft de rechtbank zich terecht onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen, aangezien alleen de burgerlijke rechter hierover kan oordelen. Het hoger beroep van de appellant is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201809270/1/A2.
Datum uitspraak: 2 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2018 in zaak nr. 17/447 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland.
Procesverloop
[appellant] heeft op 16 januari 2017 de rechtbank verzocht het college te veroordelen tot vergoeding van schade die hij stelt te hebben geleden.
Bij uitspraak van 13 november 2018 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het verzoek van [appellant] om schadevergoeding kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2019, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1.    Bij zijn verzoek aan de rechtbank om het college te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding, heeft [appellant] geen schadeoorzaak aangewezen die valt binnen het bereik van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De door hem ter zitting gegeven toelichting heeft dit bevestigd. Daarom heeft de rechtbank zich terecht onbevoegd verklaard van het verzoek kennis te nemen. Alleen de burgerlijke rechter kan hierover oordelen.
2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. Schueler, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Schueler    w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2019
97-921.