201806117/1/A1.
Datum uitspraak: 2 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante] en anderen, wonend te 't Loo Oldebroek, gemeente Oldebroek,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 juni 2018 in zaken nrs. 17/6844 en 17/6937 in het geding tussen onder andere:
[partij], wonend te 't Loo Oldebroek, gemeente Oldebroek,
en
het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek.
Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2017 heeft het college aan Heicom B.V. ten behoeve van de oprichting van een overkapping een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan verleend.
Bij uitspraak van 14 juni 2018 heeft de rechtbank onder meer het beroep, voor zover door [partij] ingediend, niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [partij] hoger beroep ingesteld.
Het college en Heicom B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college en [appellante] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 april 2019, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.E. van Gilst, advocaat te Wageningen, en [appellante], het college, vertegenwoordigd door R. Reinsma en A. Hulsebosch en Heicom B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellante] en anderen na de zitting stukken ingediend. Partijen hebben ingestemd met het afzien van het houden van een nadere zitting. De Afdeling heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Het college heeft bij het besluit van 7 november 2017 aan Heicom B.V. een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan "Buitengebied 2007" verleend voor het realiseren van een overkapping van de aanwezige stortvakken op het perceel aan de [locatie 1] te ’t Loo Oldebroek (hierna: het perceel). De voorziene overkapping heeft een hoogte van 15 m.
De rechtbank heeft het beroep van [partij] niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat er geen sprake is van belanghebbendheid in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Volgens de rechtbank bestaat vanuit de woning en de tuin aan de [locatie 2] geen zicht op de overkapping als deze is gerealiseerd. Verder worden in en bij de woning volgens de rechtbank geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervonden van de bij de omgevingsvergunning voorziene overkapping. Het (vracht)verkeer van en naar het perceel van Heicom B.V. zal niet over de Broekeroordsweg ter hoogte van de woning rijden, zo overwoog de rechtbank. [partij] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Voortzetting hoger beroep
2. [partij] is na het instellen van het hoger beroep overleden. [appellante] heeft mede namens anderen te kennen gegeven het hoger beroep te willen overnemen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat onduidelijk is of zij daadwerkelijk erfgenamen van [partij] zijn.
Blijkens een na de zitting overgelegde verklaring van executele is [appellante] benoemd als executeur. Hij en de anderen zijn erfgenamen van [partij], zo blijkt uit die verklaring. Het belang bij de betrokkenheid in de procedure kan worden geacht in zijn geheel op hun te zijn overgegaan, zodat [appellante] en anderen (hierna: de erven) het hoger beroep in eigen naam kunnen voortzetten.
Belanghebbendheid
3. De erven betogen dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van een rechtstreeks bij het besluit van 7 november 2017 betrokken belang. Daartoe betogen zij dat, anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan, in de winter vanuit de woning wel zicht bestaat op het perceel van Heicom B.V. Zij wijzen erop dat de vergunde overkapping aanzienlijk hoger wordt dan de reeds op het perceel aanwezige bebouwing.
Daarnaast betogen zij dat de rechtbank heeft miskend dat na realisering van de overkapping aanzienlijke ruimtelijke gevolgen van de bedrijfsactiviteiten op het perceel zullen worden ondervonden. De erven verwachten dat door de overkapping een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten zal plaatsvinden. De erven stellen dat het bestaande (vracht)verkeer van en naar de inrichting reeds leidt tot verkeershinder en verkeersonveilige situaties en dat geluidhinder wordt ervaren van de bedrijfsactiviteiten op het perceel. Zij wijzen er hierbij op dat het (vracht)verkeer van en naar het perceel ook over de Broekeroordsweg ter hoogte van de woning rijdt.
3.1. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt:
"Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."
3.2. Wat betreft de door de erven gestelde feitelijke gevolgen van de vergunde overkapping, overweegt de Afdeling het volgende. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2271) geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dat is vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737), dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. 3.3. Op het perceel zijn betonnen afscheidingen die dienen als stortvakken voor bodemverbeteringsproducten aanwezig. De overkapping leidt ertoe dat weersomstandigheden minder invloed hebben op deze producten. De overkapping is aan de zijde die naar de woning is toegekeerd dicht. De hoogte van 15 m houdt verband met de mogelijkheid om met een shovel of laadschop de producten in de stortvakken te plaatsen.
De woning ligt in een bosgebied op een afstand van ongeveer 300 m hemelsbreed van het perceel. Het perceel van de woning ligt op ongeveer 200 m van de Broekeroordsweg en is te bereiken via een onverhard pad. Uit door het college overgelegde foto’s blijkt dat het bos rondom het perceel van de woning uit loof- en naaldbomen bestaat en dat er groenblijvende lage beplanting aanwezig is.
Gelet op de afstand tussen het perceel en de woning en tuin en gezien de aard van de tussenliggende begroeiing, is niet aannemelijk dat vanuit de woning en tuin zicht op de vergunde overkapping zal bestaan. Als desalniettemin toch enig zicht zal bestaan dan zal dit naar verwachting niet van enige betekenis zijn, zodat daaraan geen rechtstreeks belang kan worden ontleend.
3.4. De Afdeling stelt vast dat de aanwezigheid van de overkapping als zodanig, nu er geen of zeer beperkt zicht op de vergunde overkapping zal bestaan, geen gevolgen van enige betekenis heeft. Voor zover de erven stellen te vrezen dat de bedrijfsactiviteiten zullen worden uitgebreid en daarvan hinder zal worden ondervonden, is van belang dat Heicom B.V. in het stuk dat de ruimtelijke onderbouwing bevat en bij de aanvraag hoort, heeft gesteld dat de bedrijfscapaciteit niet toeneemt door de overkapping. De bodemverbeteringsproducten zullen niet tot een grotere hoogte worden opgeslagen. De Afdeling overweegt, gelet hierop, dat als de bedrijfsactiviteiten al zullen toenemen door de vergunde overkapping, de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat zich als gevolg van die overkapping geen feitelijke gevolgen van enige betekenis zullen voordoen. Dat bij de woning thans volgens de erven het geluid van bedrijfsactiviteiten kan worden waargenomen, zoals waarschuwingssignalen van manoeuvrerende machines, is daarvoor onvoldoende. Aannemelijk is eerder dat geluid, veroorzaakt door bedrijfsactiviteiten op het perceel, nadat de overkapping is gerealiseerd minder goed waarneembaar zal zijn bij de woning. De aan een zijde dichte betonnen overkapping zal immers leiden tot beperking van geluidhinder. Wat betreft geluidhinder vanwege (vracht)verkeer van en naar het perceel is de rechtbank er terecht vanuit gegaan dat het (vracht)verkeer niet over de Broekeroordsweg ter hoogte van de woning rijdt. In de schriftelijke uiteenzetting stelt Heicom B.V. dat vrijwel alle klanten zijn aangewezen op ontsluiting via de A28. Gelet op de ligging van het perceel van Heicom B.V. ten opzichte van de A28, zal het (vracht)verkeer niet van en naar het perceel gaan over het deel van de Broekeroordsweg dat ter hoogte van de woning ligt. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat zich door de overkapping verkeersonveilige situaties zullen voordoen.
De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat er geen sprake is van een rechtstreeks bij het besluit van 7 november 2017 betrokken belang en heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog faalt.
Slotoverwegingen
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2019
163-919.