ECLI:NL:RVS:2019:3290
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak hebben vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kinderen, hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 11 september 2019 hun beroepen tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaarden. De staatssecretaris had op 3 november 2017 de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de vreemdelingen beoordeeld. In zijn overwegingen concludeert hij dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraken van de rechtbank zullen worden vernietigd. Ook is er geen indicatie dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning uiteindelijk niet had mogen weigeren. De belangen van de staatssecretaris en de vreemdelingen zijn tegen elkaar afgewogen, en de voorzieningenrechter heeft besloten geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdelingen wordt afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Verweij, griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 september 2019.