ECLI:NL:RVS:2019:3277
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H.G. Sevenster
- J. Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling
Op 25 september 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris, welke aanvraag op 19 januari 2019 was afgewezen. De rechtbank had op 6 mei 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In het hoger beroep klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij onvoldoende heeft gemotiveerd dat de situatie van moslims, niet zijnde Rohingya, niet voldoet aan de voorwaarden voor aanwijzing als risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep. De staatssecretaris heeft in zijn pleitnota argumenten aangevoerd waarom hij geen reden ziet om deze groep aan te merken als systematisch vervolgde groep. De Afdeling oordeelt dat de grief van de staatssecretaris slaagt, omdat de rechtbank de volledige motivering van de staatssecretaris niet heeft betrokken in haar oordeel.
De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verwijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de staatssecretaris in asielzaken en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze motivering.