201901327/1/A3.
Datum uitspraak: 25 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 december 2018 in zaak nr. 18/1320 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2017 heeft de minister het verzoek van [appellant] tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Rbtv) of plaatsing op de Uitwijklijst als tolk Nederlands <-> Arabisch-Egyptisch en als tolk Nederland <-> Arabisch-Standaard afgewezen.
Bij besluit van 8 januari 2018 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 december 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2019, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij, is verschenen.
Overwegingen
Wet- en regelgeving
1. De relevante regelgeving is als bijlage bij de uitspraak opgenomen en maakt daar deel van uit.
Inleiding
2. De minister heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat [appellant] niet in het bezit is van de vereiste diploma’s dan wel getuigschriften als bedoeld in artikel 8 van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Bbtv) en dat hij niet aan alle voorwaarden genoemd in artikel 3, aanhef en onder 2, van het Besluit inschrijving Rbtv voldoet.
De aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat [appellant] niet beschikt over een diploma van een tolkopleiding Nederlands <-> Arabisch-Egyptisch en Nederland <-> Arabisch-Standaard op minimaal bachelorniveau, zodat hij niet op grond van artikel 8, eerste lid, onder a, van het Bbtv rechtstreeks als tolk in het Rbtv kan worden ingeschreven. De rechtbank heeft verder overwogen dat artikel 8, eerste lid, onder b, van het Bbtv de mogelijkheid geeft om anderszins aan te tonen dat een tolk voldoet aan de wettelijke competenties. Deze mogelijkheid is uitgewerkt in artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv.
De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] niet objectief heeft aangetoond dat hij het Nederlands <-> Arabisch-Egyptisch en het Nederland <-> Arabisch-Standaard op het vereiste niveau beheerst. Daarmee is volgens de rechtbank niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 3, aanhef en onder 2, onderdeel b, van het Besluit inschrijving Rbtv. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] ook niet voldoet aan de voorwaarde van voldoende scholing onder c van dit artikel en dat hij daarom evenmin kan voldoen aan de voorwaarde onder d, dat hij na afronding van de scholing een jaar als beroepstolk heeft gewerkt. Gelet op het voorgaande heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op standpunt kunnen stellen dat het verzoek van [appellant] moet worden afgewezen.
Het hoger beroep
Gronden
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet voldoet aan de voorwaarden onder b, c en d van artikel 3, aanhef en onder 2, van het Besluit inschrijving Rbtv. Hij voert aan dat het niet hebben gevolgd van 420 uur tolkscholing inwilliging van het verzoek niet in de weg staat. Zijn situatie is namelijk volgens hem dusdanig bijzonder dat hij alsnog in het register als tolk ingeschreven moet worden. Daarbij stelt hij zich op het standpunt dat gebrek aan scholing wordt gecompenseerd door jarenlange praktijkervaring die aantoont dat hij aan de competenties tolkvaardigheid en tolkattitude voldoet. Daarbij is het feitelijk onjuist dat er geen toetsing van deze vaardigheden heeft plaatsgevonden, omdat hij is geslaagd voor de instaptoets voor de module Algemene tolktechnieken voor gevorderden en dus was toegelaten voor deze modulen.
Oordeel van de Afdeling
4.1. Artikel 3 van de Wet beëdigde tolken en vertalers geeft de competenties waaraan een tolk moet voldoen om ingeschreven te kunnen worden in het Rbtv. De eisen aan deze competenties staan in het Bbtv. Niet ter discussie staat dat [appellant] niet voldoet aan artikel 8, eerste lid, onder a, van het Bbtv. Hij kan daarom alleen ingeschreven worden op grond van artikel 8, eerste lid, onder b, van het Bbtv door anderszins aan te tonen dat hij voldoet aan de wettelijke competenties. De Raad voor Rechtsbijstand heeft in artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv beleidsregels vastgesteld voor het beoordelen of anderszins is voldaan aan de wettelijke competentie, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b, van het Bbtv. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Niet in geschil is dat [appellant] geen tolk- en vertaaltoets als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 1, van het Besluit inschrijving Rbtv heeft afgelegd, zodat hij evenmin met toepassing van die bepaling in het Rbtv kon worden ingeschreven. Ter discussie staat of [appellant] heeft aangetoond te voldoen aan de vereisten genoemd in artikel 3, aanhef en onder 2, onderdelen b, c en d, van het Besluit inschrijving Rbtv.
4.2. In de toelichting op artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv staat:
[...]
"Hiernaast heeft de Raad voor Rechtsbijstand een nieuwe mogelijkheid geformuleerd waarmee inschrijving als tolk in het Rbtv mogelijk is. Om als tolk in het Rbtv te worden ingeschreven dient de betrokken tolk aan te tonen te beschikken over:"
[…]
- ten minste 420 uur scholing om tolkvaardigheid en -attitude op ten minste de onderdelen geheugentraining, tekstanalyse en parafraseren, notatietechnieken en tolkhouding te ontwikkelen;"
"Tolkvaardigheid en -attitude zijn bij uitstek vaardigheden die moeten worden aangeleerd. De beheersing van deze competenties moet blijken uit een met goed gevolg afgeronde vakopleiding. In dit verband wijst de Minister op het bestaan van zogenaamde taalonafhankelijke opleidingen die zich specifiek op de training van deze competenties richten. Voor de invulling van deze competenties wordt aangesloten bij het landelijk profiel van eindcompetenties van tolken op hbo-niveau. Hierbij is inhoudelijk beoordeeld welke onderdelen op zijn minst onderdeel moeten uitmaken van de opleiding, zodat een toets met goed gevolg kan worden afgelegd en de vaardigheden tolkvaardigheid en -attitude op het vereiste niveau worden beheerst."
[…]
"In het onderwijsveld zijn er mogelijkheden om taalonafhankelijke cursussen te volgen. Zo biedt ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalers de module ‘Algemene tolktechnieken voor gevorderden’ aan, waarbij de studiebelasting 15 EC’s (420 uur) is. De Minister sluit met betrekking tot de omvang van de scholing aan op het bestaande aanbod."
[…]
"Aangezien de vereiste scholing niet gebonden is aan de combinatie waarvoor de vertaler plaatsing wenst, acht de Minister het noodzakelijk dat de opgedane kennis ten minste één jaar in de praktijk wordt toegepast. Met deze werkervaring, in samenhang met de totale werkervaring wordt hiermee de tolkvaardigheid en -attitude in de betrokken talencombinatie voldoende gewaarborgd."
4.3. [appellant] heeft niet betwist dat hij niet voldoet aan de eis van 420 uur scholing in tolk- of vertaalvaardigheden en -attitude als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 2, onderdeel c, van het Besluit inschrijving Rbtv. Dit betekent dat hij ook niet kan aantonen dat hij beschikt over tenminste vijf jaar werkervaring als beroepstolk in de betreffende talencombinaties direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving in het Rbtv, waarvan ten minste één jaar na afronding van de scholing als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 2, onderdeel c, van het Besluit inschrijving Rbtv. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat hij niet voldoet aan het vereiste van artikel 3, aanhef en onder 2, onderdeel d. Verder heeft de minister terecht geen aanleiding gezien de door [appellant] behaalde instaptoets en zijn praktijkervaring als tolk als bijzondere omstandigheden aan te merken die nopen tot afwijking van de vereisten genoemd in artikel 3, aanhef en onder 2, van het Besluit inschrijving Rbtv vastgestelde beleidsregels. De door [appellant] genoemde omstandigheden betekenen namelijk nog niet dat hij daarmee heeft voldaan aan de vereiste specifieke scholing in tolkvaardigheden en -attitude als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 2, onderdeel c. Zoals volgt uit de toelichting op artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv, zijn dit namelijk bij uitstek vaardigheden die moeten worden aangeleerd door middel van scholing. Alleen al op grond hiervan heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] niet voldoet aan de wettelijke eisen voor inschrijving in het Rbtv. Aan zijn betoog inzake de toepassing van artikel 3, aanhef en onder 2, onderdeel b, van het Besluit inschrijving Rbtv komt de Afdeling daarom niet toe.
Het betoog faalt.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Borman w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2019
176-859.
BIJLAGE - Wettelijk kader
Wet beëdigde tolken en vertalers
Artikel 3
Om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen dient de tolk dan wel de vertaler te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een tolk voor de tolk;
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- tolkvaardigheid voor de tolk;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Besluit beëdigde tolken en vertalers
Artikel 8
1. Een tolk of vertaler wordt in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1°. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
2. Onze Minister kan onafhankelijke deskundigen aanwijzen die taal- en cultuurtoetsen kunnen afnemen waarmee tolken en vertalers kunnen aantonen dat ze beschikken over de desbetreffende wettelijke competenties.
3. Een tolk of vertaler op wie het overgangsrecht van artikel 37 van de wet van toepassing is, wordt in het register ingeschreven.
Besluit inschrijving Regeling beëdigde tolken en vertalers
De Raad voor Rechtsbijstand,
Gezien:
- Artikel 2, 3 en 4 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Stb. 2007, 375);
- Artikel 8, lid 1, sub b van het Besluit beëdigde tolken en vertalers van 11 december 2008 (Stb. 2008, 255);
- Het advies van het Kwaliteitsinstituut beëdigde tolken en vertalers d.d. 18 juni 2013;
Stelt beleid vast voor inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers:
[…]
Artikel 3
Indien een tolk niet beschikt over een diploma van een tolkopleiding op minimaal bachelorniveau, kan hij worden ingeschreven in het Rbtv:
1. na overlegging van een getuigschrift waaruit blijkt dat de tolk in de betreffende talencombinatie een tolktoets heeft afgelegd die voldoet aan het door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde Kader voor tolk- en vertaaltoetsen; of
2. aantoont te beschikken over:
a. integriteit;
b. taalvaardigheid van de bron- en doeltaal op ten minste C1-niveau;
c. ten minste 420 uur scholing om tolkvaardigheid en -attitude op ten minste de onderdelen geheugen, tekstanalyse, parafraseren, notatietechnieken en tolkhouding te ontwikkelen;
d. tenminste vijf jaar werkervaring als beroepstolk in de betreffende talencombinaties direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving in het Rbtv, waarvan ten minste één jaar na afronding van de scholing als bedoeld in artikel 3, aanhef, tweede lid onder c.