ECLI:NL:RVS:2019:3240

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
201902776/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod

Op 25 september 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 februari 2019 de aanvraag afgewezen en een inreisverbod uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag had op 2 april 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

In de uitspraak van de Raad van State werd de eerste grief van de vreemdeling behandeld, die betrekking had op de toepassing van het vierogenbeginsel in asielzaken. De Raad van State oordeelde dat het niet toepassen van dit beginsel niet automatisch leidt tot onzorgvuldige besluitvorming. De grief werd dan ook verworpen. De tweede en derde grief van de vreemdeling, die niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidden, werden niet verder gemotiveerd, omdat ze geen vragen bevatten die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk werd het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201902776/1/V2.
Datum uitspraak: 25 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 2 april 2019 in zaak nr. NL19.5033 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 2 april 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, advocaat te Deventer, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in de eerste grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling beantwoord bij uitspraak van 5 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2986. Uit de overwegingen van deze uitspraak volgt dat het niet in alle asielzaken toepassen van het vierogenbeginsel er niet toe leidt dat de besluitvorming in asielzaken alleen al daarom onzorgvuldig is. Hieruit vloeit voort dat de grief niet slaagt.
2.    Wat de vreemdeling in de tweede en derde grief heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000).
3.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Van de Sluis
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2019
363-897.