ECLI:NL:RVS:2019:3236
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 12 november 2018 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde het beroep van de vreemdeling op 13 december 2018 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.C. Pool, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 september 2019 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de rechtsvragen die door de vreemdeling zijn opgeworpen. De eerste grief, die betrekking heeft op het vierogenbeginsel in asielzaken, is door de Afdeling beantwoord in een eerdere uitspraak van 5 september 2019. De Afdeling concludeert dat het niet toepassen van dit beginsel niet automatisch leidt tot onzorgvuldige besluitvorming.
De overige grieven van de vreemdeling, van de tweede tot en met de vijfde, zijn door de Afdeling niet gegrond bevonden. De Afdeling oordeelt dat deze grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het hoger beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.