ECLI:NL:RVS:2019:3227
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening en op het hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 10 oktober 2018 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde het beroep van de vreemdeling op 27 augustus 2019 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. I.J.M. Oomen, en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. De rechtbank had de vreemdeling in de gelegenheid moeten stellen om haar zienswijze in te dienen voordat zij uitspraak deed. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De voorzieningenrechter heeft de zaak teruggeworpen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij het oordeel van de voorzieningenrechter in acht moet worden genomen. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 1024,00.
De uitspraak is gedaan op 24 september 2019, en de voorzieningenrechter heeft de zaak in het openbaar uitgesproken. De beslissing van de voorzieningenrechter is daarmee een belangrijke stap in de rechtsgang van de vreemdeling, die nu de kans krijgt om zijn zaak opnieuw voor te leggen aan de rechtbank.