ECLI:NL:RVS:2019:3152
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen beëindiging rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan
Op 13 september 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 26 februari 2018 vastgesteld dat het rechtmatig verblijf van de vreemdeling als gemeenschapsonderdaan was beëindigd en haar bevolen Nederland binnen vier weken te verlaten. De vreemdeling maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 27 november 2018 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 4 juni 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.N. Arikan, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Raad van State overwoog dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens haar onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist door artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 september 2019.