ECLI:NL:RVS:2019:3132
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenrecht inzake verblijfsvergunning asiel
Op 11 september 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen hadden op 2 mei 2019 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvragen werden door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. De rechtbank verklaarde op 5 juli 2019 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. A.J.P. Lemmen, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdelingen niet hebben uitgelegd waarom zij de uitspraak onjuist achten. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gedaan op 11 september 2019, en de beslissing is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. R.C.S. Bakker, griffier.