201802629/1/A1.
Datum uitspraak: 6 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Brasserie Tines, gevestigd te Rotterdam,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2017 heeft het college Brasserie Tines, onder oplegging van een dwangsom van € 500,00 per overtreding met een maximum van € 3.000,00, gelast haar huisvuil aan te bieden op de wijze zoals vermeld in artikel 10 en 24 van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 (hierna: de Afvalstoffenverordening), gelezen in samenhang met artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffen Rotterdam 2009 (hierna: het Uitvoeringsbesluit).
Bij besluit van 28 februari 2018 heeft het college het door Brasserie Tines hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Brasserie Tines beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2019, waar Brasserie Tines, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. G.L. Andriessen en J.A. Oosterveen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Een toezichthouder van de gemeente Rotterdam heeft op 2 oktober 2017 in de vulopening van de ondergrondse container ter hoogte van de De Savornin Lohmanlaan 122 te Rotterdam een afvalzak met daarin verschillende poststukken van Brasserie Tines aangetroffen. De afvalzak blokkeerde de vulopening, terwijl de ondergrondse container niet vol was. Volgens het college heeft Brasserie Tines hiermee artikel 10 en 24 van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009, gelezen in samenhang met artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffen Rotterdam 2009, overtreden. Het college stelt dat het de tweede overtreding van Brasserie Tines binnen één jaar is en heeft een last onder dwangsom opgelegd om verdere herhaling te voorkomen.
2. Artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening luidt: "Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot."
Artikel 24, eerste lid, luidt: "Indien degene die feitelijk handelt of heeft gehandeld in strijd met deze verordening ten aanzien van het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen onbekend is of onbekend is gebleven, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid geacht te hebben gehandeld in strijd met de betreffende bepalingen in deze verordening."
Het tweede lid luidt: "Het bepaalde in het voorgaande lid geldt niet indien deze persoon aantoont dat:
a. door hem voldoende zorg voor het milieu in acht is genomen; of
b. hij niet als overtreder kan worden aangemerkt."
Het derde lid luidt: "De zorg, bedoeld in het tweede lid, houdt in ieder geval in dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht is zodanig te handelen dat die gevolgen worden voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk worden beperkt of ongedaan gemaakt."
Artikel 6, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit luidt: "De afvalstoffen dienen zoveel mogelijk te worden samengedrukt voordat ze in de inzamelvoorziening worden geworpen. De afvalstoffen mogen in geen geval de vulopening of klep blokkeren zodat iedere volgende aanbieder op normale wijze gebruik kan maken van de voorziening."
3. Brasserie Tines betoogt dat het college haar ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt. Brasserie Tines maakt gebruik van een privé vuilnisophaaldienst die bijna dagelijks komt en vindt het niet logisch dat een medewerker naar het volgende blok huizen zou lopen, terwijl haar eigen vuilcontainer voor de deur staat. Brasserie Tines heeft naar aanleiding van de eerste geconstateerde overtreding een waarschuwing van het college ontvangen. Hoewel Brasserie Tines bestrijdt dat één van haar medewerkers de eerst aangetroffen afvalzak onjuist heeft aangeboden, heeft zij hen na ontvangst van de waarschuwing op het hart gedrukt dat afvalstoffen in haar eigen vuilcontainer moeten worden gedeponeerd. Weliswaar kan Brasserie Tines niet bewijzen dat de op 2 oktober 2017 in de vulopening van de afvalcontainer aangetroffen afvalzak niet door één van haar medewerkers is aangeboden, maar zij vermoedt dat één van de omwonenden niet blij is met de vestiging van de brasserie in de wijk en dat de omwonende haar daarom in een kwaad daglicht probeert te stellen. Brasserie Tines vindt het onrechtvaardig dat zij als overtreder wordt aangemerkt, terwijl niet is aangetoond dat haar medewerkers de afvalzak onjuist hebben aangeboden.
3.1. Artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht luidt:
"Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt."
Artikel 5:32, eerste lid, luidt: "Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen."
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen ,onder meer in de uitspraak van 18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2432), mag, indien verkeerd aangeboden huishoudelijk afval door middel van een daarin aangetroffen poststuk tot een bepaalde persoon is te herleiden, ervan worden uitgegaan dat dit afval door de betrokkene op onjuiste wijze ter inzameling is aangeboden en dat hij derhalve overtreder is, tenzij de betrokkene het tegendeel aannemelijk maakt. 3.2. Vaststaat dat op 2 oktober 2017 in de vulopening van de ondergrondse container ter hoogte van de De Savornin Lohmanlaan 122 te Rotterdam een afvalzak is aangetroffen met daarin poststukken van Brasserie Tines. Brasserie Tines erkent dat de afvalzak van haar afkomstig is.
Het college heeft zich, gelet op de naam- en adressering op de poststukken, derhalve terecht op het standpunt gesteld dat de afvalzak herleidbaar is tot Brasserie Tines.
3.3. Ter zitting heeft Brasserie Tines desgevraagd bevestigd dat haar eigen vuilcontainer open en derhalve toegankelijk is voor iedereen. Dat een derde daaruit afvalzakken kan halen, komt in zoverre voor haar eigen rekening en risico. Het betoog dat het niet logisch is dat één van haar medewerkers de aangetroffen afvalzak onjuist heeft aangeboden, omdat zij een eigen vuilcontainer voor de deur heeft staan, is onvoldoende om aan te nemen dat Brasserie Tines niet als overtreder mocht worden aangemerkt. Brasserie Tines heeft met het hierboven onder 3 weergegeven betoog niet aannemelijk gemaakt dat zij niet degene is geweest namens wie het te handhaven voorschrift is geschonden.
Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. De Jong
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2019
628.