ECLI:NL:RVS:2019:3067
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
Op 6 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 14 mei 2018 aanvragen van vreemdelingen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen, afgewezen. Hiertegen maakten de vreemdelingen bezwaar, dat door de staatssecretaris op 3 januari 2019 ongegrond werd verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 31 juli 2019 het beroep van de vreemdelingen gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, met de verplichting om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak van de rechtbank verplicht de staatssecretaris niet om de gevraagde mvv's te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak heeft geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Bovendien vergt de uitvoering van de uitspraak geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, aangezien de hoger beroepen in deze en een samenhangende zaak als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht moeten worden beschouwd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 september 2019.