ECLI:NL:RVS:2019:306

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
201900775/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen aanwijzing locatie ondergrondse restafvalcontainer

Op 6 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een inwoner van Tiel, hierna te noemen [verzoeker], om een voorlopige voorziening te treffen tegen een besluit van het dagelijks bestuur van Avri. Dit besluit, genomen op 22 november 2018, betrof de aanwijzing van de locatie T049R in Tiel voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (ORAC). [Verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de container geplaatst zou worden voordat er op zijn bezwaar was beslist.

Tijdens de zitting op 29 januari 2019 heeft [verzoeker] zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij vooral de vrees uitsprak voor overlast door verkeer en geur van de container, die zich voor zijn woning zou bevinden. Hij stelde dat de plaatsing in strijd was met de richtlijnen voor inzamelvoorzieningen en dat de container zijn privacy zou aantasten. Het dagelijks bestuur heeft in een memo gereageerd op de bezwaren van [verzoeker] en toegelicht dat de overlast beperkt zou zijn, omdat de container slechts eenmaal per week geleegd zou worden en de meeste bewoners het afval lopend zouden brengen.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van [verzoeker] en de toelichting van het dagelijks bestuur afgewogen. Hij concludeerde dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het besluit van het dagelijks bestuur niet in stand zou blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

201900775/1/A1.
Datum uitspraak: 6 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker], wonend te Tiel, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
verzoeker,
en
het dagelijks bestuur van Avri,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2018 heeft het dagelijks bestuur de locatie T049R ter hoogte van [locatie A] te Tiel aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 januari 2019, waar [verzoeker] vergezeld door E.P.I. [verzoeker], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.B. van Doorn en D. Post, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    In het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur de locatie T049R ter hoogte van [locatie A] te Tiel aangewezen voor de plaatsing van een ORAC. [verzoeker] woont op het perceel [locatie A]. Hij heeft een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat het dagelijks bestuur tot de plaatsing van de ORAC zal overgaan voordat het op zijn bezwaar heeft beslist.
Beoordeling van het verzoek
2.    [verzoeker] betoogt dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid de locatie T049R heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. De ORAC is voorzien voor het raam van zijn woning. Hij vreest dat meer dan de helft van de 118 huishoudens die op deze ORAC zijn aangewezen het afval met de auto komen brengen. Dat resulteert in overlast van auto’s die met draaiende motoren voor de woning staan. Vanwege deze overlast en ook de geuroverlast van de ORAC zelf wordt het onmogelijk om in de voortuin te verblijven en om de ramen aan de voorzijde van de woning open te laten. Het dagelijks bestuur heeft volgens hem in strijd met punt 3 van de door hem opgestelde "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" gehandeld door de plaatsing van de ORAC voor het raam aan de zuidwestzijde van de woning toe te staan. Verder vreest hij overlast van de ORAC wanneer deze periodiek wordt schoongemaakt met hoge drukspuiten, waardoor de nevel ervan in de tuin en op de ramen van de woning terecht zal komen. Ten slotte komt volgens hem de privacy in het geding, omdat de ORAC op korte afstand van het raam van zijn woning is voorzien.
3.    De voorzieningenrechter overweegt dat het dagelijks bestuur het besluit van 22 november 2018 algemeen heeft geformuleerd en dat dit besluit geen motivering bevat met betrekking tot de keuze van de aangewezen locatie.
4.    Het dagelijks bestuur heeft in een door Antea Group opgestelde memo van 28 januari 2019 gereageerd op onder meer de gestelde overlast. In dat verband heeft het toegelicht dat het een aanname is dat het aantal verkeersbewegingen door de plaatsing van de ondergrondse container zal toenemen. De loopafstand in het gehele gebied bedraagt maximaal 250 m. Het dagelijks bestuur gaat er voor alsnog van uit dat het restafval gezien de loopafstand van 250 m veelal lopend weggebracht zal worden. Op deze locatie zijn 118 huishoudens aangesloten. Het dagelijks bestuur gaat er van uit dat er gemiddeld één zak per week per huishouden aangeboden wordt aan de container. De container heeft een capaciteit van ruim 150 zakken. Het inzamelvoertuig zal dus maximaal eenmaal per week de container legen en dus is de overlast zeer beperkt, aldus het dagelijks bestuur. Voor zover het afval wordt weggebracht met auto’s, is ter zitting bij de voorzieningenrechter toegelicht dat zich tussen deze auto’s en het perceel van [verzoeker] een trottoir en de ruimte voor de te plaatsen ORAC is gelegen, zodat de overlast volgens het dagelijks bestuur is te overzien. Dit is aan de hand van een plattegrondtekening toegelicht. Daaruit volgt dat de ORAC op ongeveer 3,50 m is gelegen van het perceel en op ongeveer 9,50 m van de gevel. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat in de richtlijnen wordt uitgegaan van een afstand van minimaal 2 m van de perceelgrens en minimaal 3 meter van de gevel.
Verder volgt uit de memo dat het klopt dat de woning in de zuidwestelijke windrichting van de container staat, maar omdat de ORAC ongeveer eenmaal per week geleegd wordt en omdat de container periodiek onderhouden zal worden, verwacht het dagelijks bestuur met deze afstanden tot de gevel en het perceel geen geuroverlast. Ter zitting bij de voorzieningenrechter is door het dagelijks bestuur verder toegelicht dat het restafval dat met de ORAC wordt ingezameld over het algemeen weinig geuroverlast met zich zal brengen, omdat het vrij is van organisch afval. Organisch afval wordt op een andere wijze ingezameld, aldus het dagelijks bestuur. Bovendien is de opening van de ORAC voorzien van een dubbelwandige schil, zodat er geen geur uit de ORAC kan komen wanneer er een nieuwe zak wordt aangeboden, aldus het dagelijks bestuur. Over het schoonmaken van de ORAC is ter zitting bij de voorzieningenrechter door het dagelijks bestuur toegelicht dat de ondergrondse container van binnenuit wordt schoongemaakt en dat het water en vuil wordt opgezogen, zodat overlast in de vorm van nevel zeer onwaarschijnlijk is.
5.    De voorzieningenrechter ziet, gelet op de inhoud van de memo en wat ter zitting door het dagelijks bestuur is toegelicht, in wat door [verzoeker] is aangevoerd op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 22 november 2018 in bezwaar niet in stand zal blijven.
Conclusie en slot
6.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Wortmann    w.g. Kamphorst-Timmer
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2019
776.