201809967/1/A1.
Datum uitspraak: 6 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker], wonend te Tiel, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
verzoeker,
en
het dagelijks bestuur van Avri,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2018 heeft het dagelijks bestuur de locatie T050R ter hoogte van [locatie A] te Tiel aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 januari 2019, waar [verzoeker], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.B. van Doorn en D. Post, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. In het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur de locatie T050R ter hoogte van [locatie A] te Tiel aangewezen voor de plaatsing van een ORAC. [verzoeker] woont op het perceel [locatie A]. Hij heeft een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat het dagelijks bestuur tot de plaatsing van de ORAC zal overgaan voordat het op zijn bezwaar heeft beslist.
Beoordeling van het verzoek
2. [verzoeker] betoogt dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid de locatie T050R heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. Hij voert daartoe aan dat het college in verband met de verkeersveiligheid van het plaatsen van een ORAC op deze locatie had moeten afzien. De locatie ligt aan een doorgaande ontsluitingsweg waar harder wordt gereden dan de toegestane 30 km per uur. De kruising van de nieuwe locatie wordt veel door schoolgaande jeugd en ouderen gebruikt en zal door de ORAC onoverzichtelijker en gevaarlijker worden, aldus [verzoeker]. Het ledigen van de ORAC zal volgens hem bovendien opstoppingen en gevaarlijke situaties met zich brengen, wat bij calamiteiten grote gevolgen kan hebben. [verzoeker] noemt tenslotte twee alternatieven. De eerste alternatieve locatie is nabij [locatie B] en de andere locatie is voorzien aan de Weegbree nabij een al aanwezige glascontainer.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat het dagelijks bestuur het besluit van 22 november 2018 algemeen heeft geformuleerd en dat dit besluit geen motivering bevat met betrekking tot de keuze van de aangewezen locatie.
4. Het dagelijks bestuur heeft in een door Antea Group opgestelde memo van 3 januari 2019 gereageerd op het door [verzoeker] aangevoerde over de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid van hulpdiensten. Het heeft voorts gereageerd op de door [verzoeker] aangedragen alternatieven.
Het dagelijks bestuur heeft in de memo toegelicht dat het een aanname is dat het aantal verkeersbewegingen door de plaatsing van de ORAC zal toenemen. Het gaat er vooralsnog van uit dat het restafval gezien de loopafstand van 250 m veelal lopend zal worden gebracht. Verder heeft het toegelicht dat de verwachting is dat de container maximaal twee keer per week zal worden geleegd. Dat duurt ongeveer 5 tot 8 minuten per keer. Volgens het dagelijks bestuur is de overlast beperkt, ook als het gaat om de bereikbaarheid van hulpdiensten. Omdat de ORAC maar twee keer per week wordt geleegd, betekent dit dat de ledigingswagen minder dan 20 minuten per week naast de container stilstaat. De kans dat dit gelijktijdig met een hulpverleningsvoertuig is, is verwaarloosbaar, aldus het dagelijks bestuur. Dat er vaak harder dan 30 km per uur wordt gereden, betekent volgens het dagelijks bestuur nog niet dat de aangewezen plek niet geschikt is voor een ORAC. In overleg met de gemeente kan worden gekeken naar snelheidsremmende maatregelen, zoals bijvoorbeeld het aanpassen van het verkeersplateau. Verder wijzigt het zicht op de verkeerssituatie door de aanwezigheid van de container vrijwel niet, omdat de hoogte van de container gering is, aldus het dagelijks bestuur.
Over de toename van zwerfafval heeft het dagelijks bestuur ter zitting bij de voorzieningenrechter toegelicht dat er wordt geïnvesteerd in het voorkomen daarvan en in het handhavend optreden daartegen.
Het dagelijks bestuur heeft verder uiteengezet waarom de door [verzoeker] genoemde alternatieve locaties niet voldoen. De locatie nabij [locatie B] voldoet verkeerstechnisch en door de ligging recht voor een woning niet. De locatie nabij de glascontainer aan de Weegbree voldoet niet omdat de loopafstand voor sommige huishoudens, die op deze ORAC zijn aangewezen, meer dan 250 m is, namelijk ruim 320 m.
5. De voorzieningenrechter ziet, gelet op de inhoud van de memo en wat ter zitting door het dagelijks bestuur is toegelicht, in wat door [verzoeker] is aangevoerd op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 22 november 2018 in bezwaar niet in stand zal blijven.
Conclusie en slot
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Kamphorst-Timmer
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2019
776.