ECLI:NL:RVS:2019:3035

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
4 september 2019
Zaaknummer
201810387/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek Autoriteit Persoonsgegevens inzake zorgkosten en privacy

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 15 november 2018 het beroep van [appellante] tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) ongegrond verklaarde. Het handhavingsverzoek was ingediend naar aanleiding van de weigering van de zorgverzekeraar om zorgkosten te vergoeden die [appellante] had gemaakt voor consulten en laboratoriumonderzoeken bij een in België gevestigde internist. De zorgverzekeraar had medische gegevens opgevraagd ter controle van de declaratie, maar [appellante] weigerde deze te verstrekken uit privacy-overwegingen. De AP oordeelde dat de zorgverzekeraar recht had op deze gegevens voor de controle van de declaratie en wees het handhavingsverzoek af. De rechtbank Gelderland bevestigde dit oordeel.

Tijdens de zitting op 21 augustus 2019 werd de zaak behandeld, waarbij [appellante], de AP en de zorgverzekeraar aanwezig waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de AP terecht had geoordeeld dat de opgevraagde medische gegevens noodzakelijk waren voor de beoordeling of de zorg die [appellante] had ontvangen, onder het verzekerde pakket viel. De rechtbank had terecht de advisering van het Zorginstituut Nederland (ZiN) gevolgd, dat had geadviseerd dat de zorgverzekeraar de opgevraagde gegevens nodig had voor de controle. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201810387/1/A3.
Datum uitspraak: 4 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 november 2018 in zaak nr. 17/5694 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: de AP).
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2017 heeft de AP een handhavingsverzoek van [appellante] afgewezen.
Bij besluit van 19 september 2017 heeft de AP het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 november 2018 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De AP en Centrale Ziektekostenverzekering NZV N.V., rechtsopvolger van Delta Lloyd Zorgverzekering N.V., (hierna samen: de zorgverzekeraar), hebben ieder een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2019, waar [appellante], de AP, vertegenwoordigd door mr. E. Nijhof, mr. C.S. Smit Bongertman en mr. C. van Balen, en de zorgverzekeraar, vertegenwoordigd door [gemachtigde D], zijn verschenen.
Overwegingen
1.    [appellante] heeft zorgkosten gemaakt bij het laten onderzoeken van haar chronische vermoeidheidsklachten door een in België gevestigde internist (hierna: de internist). De kosten betreffen consulten en laboratoriumonderzoeken. De internist staat bij de zorgverzekeraar bekend als een arts die chronische vermoeidheidsklachten diagnosticeert en behandelt op een manier die niet in overeenstemming is met stand van wetenschap en praktijk. Op een dergelijke manier verleende zorg is niet verzekerd.
[appellante] heeft de door haar gemaakte kosten bij de zorgverzekeraar gedeclareerd. Ter controle van de declaratie heeft de zorgverzekeraar medische gegevens bij haar opgevraagd. Deze gegevens zijn de bevindingen van eerder in Nederland verricht internistisch onderzoek en de anamnese, het onderzoek, de bevindingen en de indicatie voor de onderzoeken bij de internist. [appellante] heeft deze gegevens niet verstrekt, omdat haar vanuit een privacy-perspectief de noodzaak ervan niet duidelijk was. De zorgverzekeraar heeft geweigerd de gedeclareerde kosten te vergoeden, omdat zonder de gevraagde gegevens niet kan worden beoordeeld of sprake is van verzekerde zorg. Vervolgens heeft [appellante] de Geschillencommissie Zorgverzekeringen van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen verzocht te bepalen dat de zorgverzekeraar de kosten alsnog vergoedt. Bij niet-bindend advies van 2 maart 2016 heeft de commissie het verzoek afgewezen. De commissie kan niet inzien dat de zorgverzekeraar meer gegevens heeft opgevraagd dan nodig. Bij de totstandkoming van het advies heeft de commissie zich laten adviseren door het Zorginstituut Nederland (hierna: het ZiN).
Bij brief van 9 september 2016 heeft [appellante] de AP verzocht handhavend op te treden tegen de zorgverzekeraar. Volgens haar heeft de zorgverzekeraar haar privacy-rechten geschonden door ten behoeve van de controle van haar declaratie onnodig medische gegevens op te vragen. Bij het besluit van 27 januari 2017 heeft de AP het handhavingsverzoek afgewezen. Volgens de AP bestaat een wettelijke grondslag voor het opvragen van medische gegevens ten behoeve van de controle van een zorgkostendeclaratie en waren de door de zorgverzekeraar opgevraagde gegevens noodzakelijk voor de controle van de declaratie van [appellante]. Hierbij heeft de AP verwezen naar de advisering van het ZiN in de procedure bij de Geschillencommissie Zorgverzekeringen. Bij het besluit van 19 september 2017 heeft de AP de afwijzing van het handhavingsverzoek gehandhaafd.
2.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de AP bij haar besluitvorming van de ZiN-advisering mocht uitgaan. Zij voert aan dat het ZiN onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de opgevraagde gegevens vanuit een privacy-perspectief noodzakelijk zijn voor controle van de declaratie. Volgens haar heeft het ZiN ten onrechte slechts over drie van de zeven ingediende nota's geadviseerd, geen onderscheid  gemaakt tussen formele en materiële controle, zich niet uitgesproken over de vraag welke gegevens in een specifiek geval nodig zijn voor het uitvoeren van een controle en miskend dat zij niet over alle door de zorgverzekeraar gevraagde gegevens beschikt. Voorts voert zij aan dat de AP aanvullende informatie van het ZiN en de zorgverzekeraar ten onrechte niet bij haar besluitvorming heeft betrokken.
2.1.    Artikel 8, aanhef en onder b, van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp) luidt: "Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien […] de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst[.]"
Artikel 16 luidt: "De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging is verboden behoudens het bepaalde in deze paragraaf. Hetzelfde geldt voor strafrechtelijke persoonsgegevens en persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag."
Artikel 21, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 2˚, luidt: " Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door […]  verzekeraars als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht […], voorzover dat noodzakelijk is voor […] de uitvoering van de overeenkomst van verzekering[.]"
Het tweede lid luidt: "In de gevallen als bedoeld in het eerste lid worden de gegevens alleen verwerkt door personen die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift, dan wel krachtens een overeenkomst tot geheimhouding zijn verplicht. Indien de verantwoordelijke gegevens persoonlijk verwerkt en op hem niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht rust, is hij verplicht tot geheimhouding van de gegevens, behoudens voor zover de wet hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak voortvloeit dat de gegevens worden meegedeeld aan anderen die krachtens het eerste lid bevoegd zijn tot verwerking daarvan."
Artikel 88, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet luidde ten tijde van belang: "Een ieder verstrekt op verzoek aan de zorgverzekeraars, het Zorginstituut, de zorgautoriteit, Onze Minister, de rijksbelastingdienst, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, het college van burgemeester en wethouders, of aan een daartoe door of vanwege een van deze zorgverzekeraars of instanties aangewezen persoon kosteloos alle inlichtingen en gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekeringen of van deze wet."
Artikel 1, aanhef en onder t, onderdeel 2˚, van de Regeling zorgverzekering luidt: "Deze regeling verstaat onder […]  formele controle: een onderzoek waarbij de zorgverzekeraar nagaat of het tarief dat door een zorgaanbieder voor een prestatie in rekening is gebracht […] een prestatie betreft, welke behoort tot het verzekerde pakket van die persoon[.]"
Artikel 2.1, tweede lid, van de Regeling zorgverzekering luidt: "De inhoud en omvang van de vormen van zorg of diensten worden mede bepaald door de stand van de wetenschap en praktijk en, bij ontbreken van een zodanige maatstaf, door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten."
2.2.    Het gaat in deze zaak om de vraag of het voor de zorgverzekeraar, bij de in het kader van de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst met [appellante] uitgevoerde controle of de door de internist in rekening gebrachte prestaties tot het verzekerde pakket van [appellante] behoren, noodzakelijk was bij [appellante] de hiervoor in 1 vermelde medische gegevens op te vragen.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank het bevestigende antwoord van de AP op deze vraag terecht onderschreven. Bij de controle van een declaratie moet een zorgverzekeraar kunnen beoordelen of de geleverde zorg naar de stand van de wetenschap en praktijk tot het verzekerde pakket behoort. Voor deze beoordeling, alsmede de bepaling welke medische gegevens in het kader daarvan nodig zijn, is in hoge mate gespecialiseerde deskundigheid vereist. De AP heeft bij haar besluitvorming daarom terecht groot belang gehecht aan de advisering van het ZiN, dat die deskundigheid bij uitstek bezit. Er bestond in deze zaak voor de AP geen grond om aan de zorgvuldigheid en juistheid van de ZiN-advisering te twijfelen. Het ZiN heeft die advisering genoegzaam toegelicht in de AP-procedure. Dat het ZiN of de AP niet alle beschikbare relevante informatie bij de standpuntbepaling heeft betrokken of van onjuiste informatie is uitgegaan, is niet gebleken. De AP heeft daarom terecht afgezien van handhaving.
Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Hartsuiker
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2019
620.