ECLI:NL:RVS:2019:3004

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
4 september 2019
Zaaknummer
201810228/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen afwijzing briefadres door gemeente Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2018. [appellant], die dakloos is en geen briefadres kan verkrijgen, heeft bezwaar gemaakt tegen een document van de gemeente Amsterdam dat hem geen recht op een briefadres verleent. De gemeente verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het document volgens hen geen besluit was. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.

[appellant] betoogt dat het document wel degelijk rechtsgevolg heeft en dat de mondelinge afwijzing van zijn aanvraag als een besluit moet worden aangemerkt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 augustus 2019 behandeld. De rechters oordelen dat het document geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het niet specifiek aan [appellant] is gericht en algemene informatie bevat.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 4 september 2019.

Uitspraak

201810228/1/A3.
Datum uitspraak: 4 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2018 in zaak nr. 18/2841 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
[appellant] heeft een document overhandigd gekregen van het Intake- en screeningsteam Bijzondere Doelgroepen van de afdeling Werk, Participatie en Inkomen (hierna: WPI) van de gemeente Amsterdam.
Bij besluit van 13 april 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 oktober 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak aan de orde gesteld op de zitting van 26 augustus 2019.
Overwegingen
1.    [appellant] is dakloos en zwervende. Hij stond ingeschreven met een briefadres in de basisregistratie personen (hierna: brp), maar is op 13 november 2017 uitgeschreven. Als gevolg hiervan is zijn zorgverzekering beëindigd en dreigt zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA) te worden stopgezet. [appellant] heeft zich op 12 februari 2018 gewend tot de afdeling Bijzondere Doelgroepen aan de Jan van Galenstraat 323 B te Amsterdam met het verzoek om hem, met dat adres als briefadres, in de brp in te schrijven. De gemeente staat een briefadres op dat adres alleen toe als een persoon een bijstandsuitkering ontvangt. [appellant] heeft een document gekregen, waarin staat:
"U komt uitsluitend voor een briefadres (vaak ook wel postadres genoe
Bijvoorbeeld omdat u een inkomen heeft zoals WW, ziektewet, WIA, Wajong
------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uitsluitend een briefadres is niet mogelijk. Een briefadres bij WPI wordt u
combinatie met een bijstands-uitkering.
Wat kunt u nu eventueel doen?
-inschrijven bij bijvoorbeeld familie, vrienden kennissen, als briefadres […]
-inschrijven bij de Daklozenvakbond als briefadres […]
-inschrijven bij HVO-Querido als briefadres […]
Intake- en screeningsteam Bijzondere Doelgroepen"
[appellant] heeft tegen dit document bezwaar gemaakt. Het college heeft dit niet-ontvankelijk verklaard, omdat het document volgens het college geen besluit is. De rechtbank heeft eveneens geoordeeld dat het document geen besluit is en heeft daarom het beroep ongegrond verklaard.
2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het document geen besluit is. Uit het document volgt dat de aanvraag is afgewezen. De inhoud van de tekst had specifiek betrekking op zijn situatie en het document was hem ter hand gesteld en dus aan hem gericht. Doordat zijn zorgverzekering is beëindigd en zijn uitkering dreigt te worden stopgezet, heeft het document rechtsgevolg. Mocht het document niet als besluit worden aangemerkt, dan moet de op 12 februari 2018 gegeven mondelinge afwijzing worden aangemerkt als een besluit, aldus [appellant].
2.1.    Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Uit het document, dat niet geheel leesbaar is, valt niet af te leiden dat het gericht is aan [appellant]. Het document is op iedereen van toepassing die een inkomen heeft zoals WW, ziektewet, WIA of Wajong en een briefadres wil aanvragen bij WPI. Dit is volgens de informatie in het document niet mogelijk en het document bevat verder informatie over de mogelijke vervolgstappen. Het is algemene informatie die ook te vinden is op de gemeentelijke website. Het verschaffen van informatie is niet gericht op enig rechtsgevolg en daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Reeds omdat [appellant] niet heeft aangetoond dat mondeling, naast dat informatie is verschaft, een beslissing is genomen die gericht was op rechtsgevolg, kan de mondelinge mededeling niet worden aangemerkt als een besluit.
2.2.    Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. A. ten Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Langeveld-Mak
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2019
317-851.