ECLI:NL:RVS:2019:2976

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
201905903/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek is ingediend door twee vreemdelingen die in hoger beroep zijn gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin hun beroepen tegen de intrekking van hun verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond zijn verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 4 mei 2018 besloten om de aan de vreemdelingen verleende verblijfsvergunning in te trekken. De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op hun hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.

De voorzieningenrechter heeft, na het horen van de argumenten van de vreemdelingen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en is een belangrijke stap in de rechtsgang van de vreemdelingen, die hun verblijfsstatus willen behouden terwijl hun zaak verder wordt behandeld.

Uitspraak

201905903/2/V2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling 1] en [de vreemdeling 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 9 juli 2019 in zaken nrs. NL18.9076 en NL 18.9077 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 4 mei 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, de aan de vreemdelingen verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken.
Bij uitspraak van 9 juli 2019 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben de vreemdelingen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Duyster, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Duyster
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2019
664.