ECLI:NL:RVS:2019:2976
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot intrekking verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek is ingediend door twee vreemdelingen die in hoger beroep zijn gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin hun beroepen tegen de intrekking van hun verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond zijn verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 4 mei 2018 besloten om de aan de vreemdelingen verleende verblijfsvergunning in te trekken. De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op hun hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft, na het horen van de argumenten van de vreemdelingen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en is een belangrijke stap in de rechtsgang van de vreemdelingen, die hun verblijfsstatus willen behouden terwijl hun zaak verder wordt behandeld.