ECLI:NL:RVS:2019:2968

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
201906015/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf

Op 29 augustus 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van twee vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling A en vreemdeling B, om een machtiging tot voorlopig verblijf, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 9 augustus 2017. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar ongegrond op 25 juli 2018. Hierop hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 12 juli 2019 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet verplicht zou zijn om een nieuw besluit te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft hij besloten om de voorlopige voorziening te treffen, wat betekent dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

201906015/2/V1.
Datum uitspraak: 29 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 12 juli 2019 in zaak nr. 18/6123 in het geding tussen:
[de vreemdeling A] en [de vreemdeling B]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 9 augustus 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 25 juli 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op het gemaakte bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.
w.g. Wissels    w.g. De Groot
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2019
282-887.