ECLI:NL:RVS:2019:2966
Raad van State
- A.W.M. Bijloos
- J.A. Verweij
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek tot beperkte kennisneming van gedingstukken in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 augustus 2019 een beslissing genomen naar aanleiding van een verzoek van de minister van Buitenlandse Zaken. De minister heeft, op basis van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gedingstukken overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming van deze stukken. Dit verzoek was ingegeven door gewichtige redenen, waarbij de minister stelde dat alleen de Afdeling kennis mocht nemen van de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de vreemdeling.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie voor het hoger beroep, en anderzijds het belang dat de bestuursrechter over alle noodzakelijke informatie beschikt om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen. De Afdeling heeft vastgesteld dat kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang en de belangen van derden onevenredig zou kunnen schaden.
Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat het belang van de bescherming van de geraadpleegde bronnen en de gebruikte onderzoeksmethoden zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling bij kennisneming van de stukken. De Afdeling heeft het verzoek tot beperkte kennisneming dan ook gerechtvaardigd geacht en heeft het verzoek toegewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 augustus 2019.