ECLI:NL:RVS:2019:2966

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
201809387/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek tot beperkte kennisneming van gedingstukken in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 augustus 2019 een beslissing genomen naar aanleiding van een verzoek van de minister van Buitenlandse Zaken. De minister heeft, op basis van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gedingstukken overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming van deze stukken. Dit verzoek was ingegeven door gewichtige redenen, waarbij de minister stelde dat alleen de Afdeling kennis mocht nemen van de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de vreemdeling.

De Afdeling heeft in haar overwegingen de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie voor het hoger beroep, en anderzijds het belang dat de bestuursrechter over alle noodzakelijke informatie beschikt om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen. De Afdeling heeft vastgesteld dat kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang en de belangen van derden onevenredig zou kunnen schaden.

Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat het belang van de bescherming van de geraadpleegde bronnen en de gebruikte onderzoeksmethoden zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling bij kennisneming van de stukken. De Afdeling heeft het verzoek tot beperkte kennisneming dan ook gerechtvaardigd geacht en heeft het verzoek toegewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 augustus 2019.

Uitspraak

201809387/2/V1.
Datum beslissing: 30 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het hoger beroep van:
1.    de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
2.    [de vreemdeling],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 november 2018 in zaak nr. NL16.3513 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
De minister van Buitenlandse Zaken heeft na toepassing van artikel 8:45, eerste en tweede lid, van de Awb gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.
Het betreft de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de vreemdeling. Het betreft de volgende stukken:
-    een memorandum van 18 maart 2016 van het Cluster Ambtsberichten en Terugkeer (CAT) aan de Chef de Poste van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden (AKN) te Tbilisi
-    een ongedateerd onderzoeksverslag.
Overwegingen
1.    De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de bescherming van de geraadpleegde bronnen en de gebruikte onderzoeksmethoden en -technieken zwaarder dan het belang van de vreemdeling bij kennisneming van de stukken. Kennisneming van de informatie over de gebruikte methoden van onderzoek en technieken zou kunnen leiden tot verbetering of verandering van de vervalsing van documenten en eveneens zouden daardoor zowel lopende als toekomstige onderzoeken van de minister van Buitenlandse Zaken kunnen worden belemmerd.
4.    De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe;
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Verweij
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2019