ECLI:NL:RVS:2019:2958
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen besluit staatssecretaris tot onmiddellijke uitzetting uit de Europese Unie
Op 28 mei 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen waarbij de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 18 juni 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Het hoger beroep is behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 28 augustus 2019 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Daarnaast heeft de Raad van State de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 512,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2019.