ECLI:NL:RVS:2019:2908

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
201809021/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de juridische status van een rijbewijs na veroordeling voor rijden onder invloed

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 oktober 2018. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarbij het bezwaar tegen een brief van de officier van justitie van 24 oktober 2017 niet-ontvankelijk werd verklaard. Deze brief meldde dat [appellant] een eerste strafpunt op zijn rijbewijs had gekregen na een veroordeling op 25 september 2017 voor rijden onder invloed van alcohol. De hoofdofficier van justitie verklaarde het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk, omdat de brief niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de brief wel degelijk rechtsgevolgen heeft en dat zijn rechtspositie is gewijzigd door de aantekening van het strafpunt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt echter dat de brief van de officier van justitie geen besluit is, omdat deze enkel informeert over de gevolgen van recidive en geen rechtsgevolgen in het leven roept. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, zij het om de verkeerde reden. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd met verbetering van de gronden.

De uitspraak benadrukt het belang van de juridische status van een rijbewijs en de gevolgen van strafpunten in het kader van de Wegenverkeerswet. De Afdeling concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201809021/1/A2.
Datum uitspraak: 28 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 oktober 2018 in zaak nr. 18/783 in het geding tussen:
[appellant]
en
de officier van justitie.
Procesverloop
Bij brief van 24 oktober 2017 heeft de officier van justitie [appellant] laten weten een "eerste strafpunt op zijn rijbewijs te hebben".
Bij besluit van 31 januari 2018 heeft de hoofdofficier van justitie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 4 oktober 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De officier van justitie heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.N. Huisman, advocaat te Groningen, en de officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. drs. J. Menken, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    In hoger beroep ligt de vraag voor of de brief van de officier van justitie van 24 oktober 2017 is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.    [appellant] is op 25 september 2017 door de kinderrechter veroordeeld voor overtreding van artikel 8, vierde lid, in samenhang met artikel 8, derde lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (besturen motorrijtuig zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol). Voor zover hier relevant is dit zijn eerste veroordeling.
3.    In artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994 is de zogeheten recidiveregeling opgenomen. Deze regeling houdt in dat de bestuurder van een motorrijtuig die binnen vijf jaar na een eerdere strafrechtelijke veroordeling wegens rijden onder invloed of het weigeren mee te werken aan een adem-/bloedonderzoek zich opnieuw schuldig maakt aan een van deze delicten (waarbij bij rijden onder invloed het alcoholgehalte de tweede keer boven 1,3 promille moet liggen) zijn rijbewijs verliest. Het rijbewijs wordt dan van rechtswege ongeldig verklaard en de betrokkene moet opnieuw zijn rijvaardigheid en geschiktheid aantonen om weer een nieuw rijbewijs te halen.
4.    In de brief van de officier van justitie van 24 oktober 2017 staat:
"Met deze brief laat ik u weten dat u een eerste strafpunt hebt op uw rijbewijs.
Waarom hebt u dit strafpunt gekregen?
Omdat u door de rechter bent veroordeeld, of van het Openbaar Ministerie een strafbeschikking hebt gekregen voor:
- het rijden onder invloed van alcohol, drugs, medicijnen of een combinatie daarvan;
- óf voor het weigeren mee te werken aan een ademanalyse of bloedonderzoek.
Het gaat om de strafzaak met parketnummer […]. Deze veroordeling of strafbeschikking is onherroepelijk geworden op 25 september 2017. Dit betekent dat u daartegen geen beroep meer kunt instellen.
Rijbewijs kwijt bij volgende strafpunt op basis van artikel 123b WVW1994
Bij een tweede strafpunt wordt uw rijbewijs automatisch ongeldig en moet u dit inleveren. U krijgt een tweede strafpunt als u binnen vijf jaar na 25 september 2017 opnieuw rijdt onder invloed van alcohol, drugs, medicijnen of een combinatie daarvan. Of wanneer u binnen vijf jaar weigert mee te werken aan een ademanalyse of bloedonderzoek. Bij rijden onder invloed van alcohol moet er dan sprake zijn van een alcoholgehalte van meer dan 570 pg/l of l,3%o). Het tweede strafpunt volgt als u voor één van deze feiten onherroepelijk wordt veroordeeld en er geen hoger beroep meer mogelijk is.
Wilt u na het tweede strafpunt weer een geldig rijbewijs hebben? Dan moet u opnieuw een theorie- en praktijkexamen afleggen. Ook moet u zich dan laten onderzoeken door een door het CBR aangewezen arts."
5.    In het besluit van 31 januari 2018 heeft de hoofdofficier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de brief van 24 oktober 2017 niet is aan te merken als een besluit. Dit betekent volgens hem dat het door [appellant] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk is.
Beroep
6.    De rechtbank heeft geoordeeld dat zij aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van [appellant] niet toekomt. Daaraan staat volgens haar artikel 1:6, aanhef en onder a, van de Awb in de weg. Volgens deze bepaling is de Awb niet van toepassing op de opsporing en vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. Volgens de rechtbank maakt het toekennen van een strafpunt onderdeel uit van de tenuitvoerlegging van de straf, zodat de Awb op dit geding niet van toepassing is. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard en het beroep is ongegrond, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
7.    [appellant] kan zich niet in dit oordeel van de rechtbank vinden. Volgens hem gaat het in zijn geval niet om het uitvoeren van een strafrechtelijke sanctie. Verder betoogt [appellant] dat de juridische status van zijn rijbewijs in het rijbewijzenregister door de officier van justitie is gewijzigd. Door deze aantekening is zijn rechtspositie gewijzigd. Daarom is volgens [appellant] sprake van een besluit.
7.1.    De brief van 24 oktober 2017 is geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Deze roept immers geen rechtsgevolgen in het leven, maar informeert slechts over de gevolgen die de wet verbindt aan recidive binnen vijf jaar na de op 25 september 2017 onherroepelijk geworden veroordeling van [appellant]. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de hoofdofficier van justitie het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, zij het om de verkeerde reden.
Het betoog faalt.
8.    Omdat de brief van 24 oktober 2017 geen besluit is, wordt aan een beoordeling van wat [appellant] verder heeft aangevoerd niet toegekomen.
Slotsom
9.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Bindels
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2019
85-735.