ECLI:NL:RVS:2019:2885

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
201805814/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'De Woezel' te Warmond en de procedurele aspecten van de vaststelling

Op 30 mei 2018 heeft de raad van de gemeente Teylingen het bestemmingsplan 'De Woezel, Warmond' vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te Warmond, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de appellant heeft nadere stukken ingediend. Tijdens de zitting op 18 juli 2019 zijn de appellant en de raad vertegenwoordigd door mr. P. van der Eijk en J. Braam verschenen, evenals de belanghebbende vertegenwoordigd door mr. K.L. Markerink, advocaat te Amsterdam.

De zaak betreft de bouw van een appartementengebouw op een locatie waar voorheen een peuterspeelzaal was gevestigd. Het bestemmingsplan is in overleg met omwonenden tot stand gekomen, nadat een eerder plan voor grondgebonden woningen op weerstand stuitte. De appellant betwist de rechtmatigheid van het besluit, stellende dat de raad de termijn voor planvaststelling heeft overschreden en dat het vastgestelde plan zodanig is gewijzigd dat het als een nieuw plan moet worden beschouwd, wat een nieuwe terinzagelegging vereist.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de raad de termijn voor vaststelling van het bestemmingsplan inderdaad heeft overschreden, maar dat dit niet leidt tot een ongeldigheid van het besluit. De wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn niet van dien aard dat er sprake is van een wezenlijk ander plan, waardoor de wettelijke procedure niet opnieuw doorlopen hoefde te worden. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201805814/1/R3.
Datum uitspraak: 28 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Warmond, gemeente Teylingen,
en
de raad van de gemeente Teylingen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "De Woezel, Warmond" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2019, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. van der Eijk en J. Braam, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. K.L. Markerink, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde] als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het bestemmingsplan maakt de bouw van een appartementengebouw mogelijk op een locatie waar in het verleden een peuterspeelzaal was gevestigd. Het plan is in overleg met omwonenden tot stand gekomen, nadat een plan voor enkele grondgebonden woningen op weerstand stuitte.
2.    Het plangebied is gelegen in de kern van Warmond en omvat de gronden waarop de voormalige peuterspeelzaal was gevestigd en de groenstrook ten noordoosten daarvan. Het plangebied wordt begrensd door de watergang nabij de woningen aan de Vlietwei in het noorden, de drie woningen aan de Schoonoord in het oosten, de woningen aan de Endepoellaan in het zuiden/zuidoosten en de woningen in het noordwesten aan de Ganzenwei. Door het gebied liggen looproutes vanaf de Endepoellaan naar de Ganzenwei en de Vlietwei.
3.    Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van enkele zienswijzen aangepast. Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan is het bouwvlak 2 m in noordoostelijke richting opgeschoven.
4.    [appellant] woont op het perceel [locatie], gelegen ten oosten van het plangebied. Het plangebied bevindt zich aan de voorzijde van zijn perceel. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan. Hij stelt dat de raad de termijn voor planvaststelling heeft overschreden. Ook voert hij aan dat het vastgestelde plan dusdanig is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan, dat van een nieuw plan sprake is dat opnieuw ter inzage had moeten worden gelegd.
Toetsingskader
5.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Overschrijding termijn voor planvaststelling
6.    [appellant] voert aan dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen van 11 januari 2018 tot en met 21 februari 2018. De raad heeft het bestreden plan volgens hem ten onrechte niet vastgesteld binnen 12 weken na terinzageligging van het ontwerpbestemmingsplan.
6.1.    Artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet ruimtelijke ordening:
"Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
e. de gemeenteraad binnen twaalf weken na de termijn van terinzageligging beslist omtrent vaststelling van het bestemmingsplan."
6.2.    [appellant] voert terecht aan dat de in artikel 3.8, eerste lid, onder e, van de Wet ruimtelijke ordening gestelde termijn is overschreden. Uit deze wettelijke bepaling noch uit enige andere bepaling kan echter worden afgeleid dat de raad na het verstrijken van deze termijn niet meer bevoegd is het bestemmingsplan vast te stellen. Het door [appellant] op dit punt aangevoerde geeft dan ook geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden besluit. Het betoog faalt.
Voorbereidingsprocedure
7.    [appellant] betoogt dat de raad de voorbereidingsprocedure opnieuw had moeten doorlopen, omdat sprake is van een nieuw plan. Doordat het bouwvlak in het bestemmingsplan 2 m in noordoostelijke richting is opgeschoven ten opzichte van het ontwerp, is het volgens [appellant] niet mogelijk de bestaande bomenrij langs het pad te behouden. Datzelfde geldt voor de padenstructuur. [appellant] stelt dat de raad door geen nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen hem de mogelijkheid heeft ontnomen opnieuw een zienswijze naar voren te brengen.
7.1.    De raad stelt dat de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan beperkt zijn. Het bouwvlak is 2 m verschoven, maar de padenstructuur, de groenstrook en het bestemmingsvlak blijven volgens de raad ongewijzigd.
7.2.    De raad kan bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen.
7.3.    Vast staat dat de raad in dit geval het plan heeft vastgesteld met een aantal wijzigingen. Deze afwijkingen van het ontwerp zijn naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het bouwvlak 2 m in noordoostelijke richting is opgeschoven, maar qua grootte gelijk is gebleven. Voorts is het bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen - 3" kleiner geworden. Het bestemmingsvlak met de bestemming "Groen" is ongewijzigd gebleven. De door [appellant] gestelde omstandigheid dat het opschuiven van het bouwvlak ten koste kan gaan van de bestaande bomenrij, maakt evenmin dat een wezenlijk ander plan voorligt.
De wettelijke procedure, met inbegrip van de terinzagelegging van het ontwerpplan en de mogelijkheid hierover een zienswijze naar voren te brengen, behoefde niet opnieuw te worden doorlopen. Het betoog faalt.
Conclusie
8.    Het beroep is ongegrond.
9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2019
288-933.