ECLI:NL:RVS:2019:288

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
201709234/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten Windpark N33 niet-ontvankelijk verklaard

Op 30 januari 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin Stichting Platform Tegenwind N33 beroep had ingesteld tegen 23 gecoördineerd voorbereide en bekendgemaakte besluiten die verleend zijn aan initiatiefnemers van Windpark N33, aangeduid als fase 2. De zitting vond plaats om 10:00 uur, waarbij alle partijen aanwezig waren of vertegenwoordigd. De Afdeling heeft vastgesteld dat de Stichting een bundeling van belangen vertegenwoordigt van natuurlijke personen, maar dat niet alle personen die op de lijst stonden, daadwerkelijk beroep hebben ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat geen beroep is ingesteld door enkele appellanten, waardoor de Afdeling hen niet als belanghebbenden kon beschouwen.

De Afdeling hanteert als uitgangspunt dat omwonenden belanghebbenden zijn bij besluiten die ruimtelijke relevantie hebben, mits zij feitelijke gevolgen ondervinden van de activiteiten die het besluit toestaat. In deze zaak werd vastgesteld dat de appellanten geen feitelijke gevolgen van enige betekenis konden ondervinden van de betrokken besluiten, omdat de afstand tussen hun woningen en de vergunde activiteiten te groot was. De Afdeling concludeerde dat de appellanten geen rechtstreeks betrokken belang hadden bij de bestreden besluiten, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

De Afdeling besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

201709234/1/R3.
Datum uitspraak: 30 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Stichting Platform Tegenwind N33, gevestigd te Meeden, gemeente Midden-Groningen, en anderen
appellanten,
en
1.    het college van burgemeester en wethouders van Menterwolde, thans: Midden-Groningen,
2.    het college van burgemeester en wethouders van Oldambt,
3.    het college van burgemeester en wethouders van Veendam,
4.    de minister van Infrastructuur en Milieu,
5.    het college van gedeputeerde staten van Groningen,
6.    het dagelijks bestuur van waterschap Hunze en Aa’s,
verweerders.
Openbare zitting gehouden op 30 januari 2019 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. W.D.M. van Diepenbeek    voorzitter
Staatsraad mr. G.T.J.M. Jurgens    lid
Staatsraad mr. H. Bolt    lid
griffier: mr. W.M. Boer
Verschenen:
Alle partijen zijn ter zitting verschenen of hebben zich doen vertegenwoordigen.
Het beroep is gericht tegen 23 gecoördineerd voorbereide en bekendgemaakte besluiten verleend aan initiatiefnemers van Windpark N33 die samen worden aangeduid als fase 2.
De Afdeling verklaart het beroep tegen deze 23 besluiten niet-ontvankelijk.
Daartoe overweegt zij het volgende.
1.    Op grond van de doelstelling van de Stichting in artikel 2 van haar statuten stelt de Afdeling vast dat de Stichting een bundeling van belangen bewerkstelligt van natuurlijke personen.
De Stichting heeft bij het beroepschrift een lijst van personen overgelegd voor wie zij optreedt. Deze lijst moet, zo is ter zitting bevestigd, worden gecorrigeerd in die zin dat de vertegenwoordiging niet meer betreft de personen die niet meer op de later overgelegde geactualiseerde lijsten zijn vermeld.
Gelet hierop constateert de Afdeling dat geen beroep is ingesteld door [appellant A], [appellante B] en [appellant C].
2.    Bij besluiten met een ruimtelijke relevantie, zoals hier aan de orde, hanteert de Afdeling als uitgangspunt dat omwonenden belanghebbende zijn bij een besluit indien zij feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden van een activiteit die het betrokken besluit toestaat. Indien dat besluit meer dan één toestemming bevat, dan wordt per toestemming bepaald of feitelijke gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden.
Bij die beoordeling gaat het om de feitelijke gevolgen van de vergunde activiteit. Tijdelijke hinder van de bouw- en aanlegwerkzaamheden moet daarbij buiten beschouwing blijven.
De omstandigheid dat appellanten belanghebbenden bij het planologische besluit over Windpark N33 kunnen zijn en de omstandigheid dat de bestreden uitvoeringsbesluiten verband houden met dat windpark is, anders dan door appellanten betoogd, niet relevant voor de vraag of zij ook belanghebbenden zijn bij die uitvoeringsbesluiten.
3.    Ter zitting is vastgesteld dat de stelling over de belangen van [appellant D] enerzijds en [appellant E] anderzijds is gebaseerd op een onjuiste duiding van de betrokken besluiten. In die besluiten is immers voor de parkbekabeling onderscheidenlijk de aanvoerroute niet de locatie vergund waarvan appellanten veronderstellen gevolgen te zullen ondervinden.
4.    Ter zitting is voorts gebleken dat het perceel van appellant [appellant F] aan de [locatie] is gelegen op een afstand van ten minste 180 meter van de dichtstbij voorziene activiteit. De woning van deze appellant ligt op een nog wat grotere afstand.
De gestelde feitelijke belangen voor [appellant F], te weten effecten wat betreft verkeer en externe veiligheid, moeten buiten beschouwing blijven voor zover betrekking hebbend op de uitvoeringsfase. Deze effecten betreffen immers niet de vergunde activiteiten.
Wat betreft de overige gestelde effecten van de vergunde activiteiten stelt de Afdeling vast dat het gaat om verkeer en uitzicht. Deze effecten acht de Afdeling te gering om te kunnen spreken van gevolgen van enige betekenis.
5.    In aanmerking genomen dat de afstand tussen de vergunde activiteiten en de woningen van de overige appellanten groter is dan de afstand die hiervoor is besproken, acht de Afdeling ook voor die appellanten niet aannemelijk dat een van hen feitelijke gevolgen van enige betekenis kan ondervinden van de betrokken besluiten. Gelet hierop concludeert de Afdeling dat geen van de appellanten een rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken belang heeft.
6.    Omdat alleen belanghebbenden beroep kunnen instellen bij de bestuursrechter is het beroep dan ook niet-ontvankelijk.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Boer
voorzitter    griffier
745.