ECLI:NL:RVS:2019:2870

Raad van State

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
26 augustus 2019
Zaaknummer
201905777/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid

Op 26 augustus 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was eerder op 13 juli 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had hij op 25 juli 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. S. Bechinka, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 26 augustus 2019.

Uitspraak

201905777/1/V3.
Datum uitspraak: 26 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 juli 2019 in zaak nr. NL19.16421 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 25 juli 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000).
2.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2019
371-888.