ECLI:NL:RVS:2019:2870
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid
Op 26 augustus 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was eerder op 13 juli 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had hij op 25 juli 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. S. Bechinka, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 26 augustus 2019.