ECLI:NL:RVS:2019:2864

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
26 augustus 2019
Zaaknummer
201903039/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om kennisneming van politiegegevens in hoger beroep

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 maart 2019, waarin een verzoek om kennisneming van politiegegevens werd behandeld. De Raad van State, in de persoon van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, heeft op 27 augustus 2019 een beslissing genomen op basis van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De korpschef van politie heeft verzocht om te bepalen dat alleen de Afdeling kennis mag nemen van bepaalde stukken, omdat het opsporings- en vervolgingsbelang in geding is. Dit verzoek werd gemotiveerd met de stelling dat het onthouden van kennisneming noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak.

De Afdeling heeft overwogen dat de weigering of beperking van kennisneming van een stuk gerechtvaardigd kan zijn, afhankelijk van de belangen die in het geding zijn. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over relevante informatie voor het hoger beroep, en anderzijds het belang dat de bestuursrechter over alle benodigde informatie beschikt om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen. De Afdeling heeft vastgesteld dat het rapport, dat een weerslag is van de behandeling van het informatieverzoek van [appellant], gevoelige informatie bevat die het opsporingsbelang kan schaden.

Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van het rapport. Daarom is het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd en is het verzoek van de korpschef toegewezen. De beslissing is genomen door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2019.

Uitspraak

201903039/2/A3.
Datum beslissing: 27 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 maart 2019 in zaak nr. 18/2564 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 maart 2019 in zaak nr. 18/2564. Het gaat in deze zaak om een verzoek van [appellant] om kennisneming van politiegegevens.
De korpschef heeft één gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft een rapport van bevindingen van het Privacy loket van de politie eenheid Oost-Brabant (hierna: het rapport).
Overwegingen
1.    De korpschef heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het rapport kennis zal nemen. Dit stuk valt niet onder het bereik van het verzoek van [appellant] op grond van de Wet politiegegevens, zodat de Afdeling hierover een beslissing dient te nemen. Ter motivering van het verzoek heeft de korpschef aangevoerd dat het opsporings- en vervolgingsbelang in geding is. Het onthouden van kennisneming van in het rapport vermelde gegevens is noodzakelijk in het belang van de goede uitvoering van de politietaak, aldus de korpschef.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    Het rapport betreft een weerslag van de wijze waarop het informatieverzoek van [appellant] is behandeld en het interne overleg dat daarover heeft plaatsgevonden. Het gaat met name over welke hem betreffende politiegegevens in verband met de goede uitvoering van de politietaak wel en welke niet aan [appellant] kunnen worden verstrekt.
De Afdeling acht aannemelijk dat het bekend worden van het rapport zal leiden tot aantasting van het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten in dit geval zwaarder dan het belang dat [appellant] kennis kan nemen van het rapport.
4.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe;
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Ley-Nell
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2019