ECLI:NL:RVS:2019:2864
Raad van State
- E.J. Daalder
- B. Ley-Nell
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om kennisneming van politiegegevens in hoger beroep
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 maart 2019, waarin een verzoek om kennisneming van politiegegevens werd behandeld. De Raad van State, in de persoon van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, heeft op 27 augustus 2019 een beslissing genomen op basis van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De korpschef van politie heeft verzocht om te bepalen dat alleen de Afdeling kennis mag nemen van bepaalde stukken, omdat het opsporings- en vervolgingsbelang in geding is. Dit verzoek werd gemotiveerd met de stelling dat het onthouden van kennisneming noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak.
De Afdeling heeft overwogen dat de weigering of beperking van kennisneming van een stuk gerechtvaardigd kan zijn, afhankelijk van de belangen die in het geding zijn. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over relevante informatie voor het hoger beroep, en anderzijds het belang dat de bestuursrechter over alle benodigde informatie beschikt om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen. De Afdeling heeft vastgesteld dat het rapport, dat een weerslag is van de behandeling van het informatieverzoek van [appellant], gevoelige informatie bevat die het opsporingsbelang kan schaden.
Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van het rapport. Daarom is het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd en is het verzoek van de korpschef toegewezen. De beslissing is genomen door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2019.