ECLI:NL:RVS:2019:2860
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen inreisverbod en vertrek uit de Europese Unie
Op 2 mei 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen waarbij de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem werd uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 22 mei 2019 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Schrevelius, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 augustus 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De staatssecretaris wordt niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 augustus 2019.