ECLI:NL:RVS:2019:2859
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inreisverbod van vreemdeling
Op 18 mei 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod uitgevaardigd tegen een vreemdeling. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Op 31 mei 2019 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Guman, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 augustus 2019 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Afdeling overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.
De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 augustus 2019, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.